CS deel 1 Herhaling KL

Vandaag
  • iPad, boek, pen, rekenmachine en schrift op tafel.
  • Herhalen via LessonUp 
  • Bepaal je eigen huiswerk
  • Afsluiten
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  • iPad, boek, pen, rekenmachine en schrift op tafel.
  • Herhalen via LessonUp 
  • Bepaal je eigen huiswerk
  • Afsluiten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk bepalen
  • Op het bord zie je de vraag.
  • Je geeft in stilte antwoord.
  • Tijdens het wachten blijf je ook helemaal stil.
  • Zeg je het antwoord voor, dan krijg jij de huiswerk opdracht.
  • Maak je een fout, dan zit daar een huiswerkopdracht aan vast.
  • Maximaal 10 opgaven.
  • Dit is je huiswerk voor maandag.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bepaal je huiswerk!

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Primaire behoeften
Secundaire behoeften

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Om in je behoeften te kunnen voorzien heb je middelen nodig. Welke middelen zijn er?
A
Geld en ruimte
B
Ruimte en tijd
C
Tijd en gezondheid
D
Geld en tijd

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Juist
Onjuist
Collectieve voorzieningen zijn voor iedereen bedoeld.
De overheid moet met collectieve voorzieningen winst maken.
De brandweer is een voorbeeld van een collectieve voorziening.
Voor collectieve voorzieningen hoef je nooit te betalen.
De supermarkt is een voorbeeld van een collectieve voorziening.

Slide 6 - Question de remorquage

3 goed = 2 punten
2 goed = 1 punt
1 goed = 0 punten
Informatieve reclame
Merkreclame
Sluikreclame
Ideële reclame

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het moment dat ik procenten om moet rekenen naar aantallen, zoals bijvoorbeeld personen, geld of fietsen, gebruik ik ..
A
de verhoudingstabel / .. : 100 x aantal %
B
deel : geheel x 100%

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het moment dat er gevraagd wordt: 'Bereken hoeveel %', dan gebruik ik ..
A
de verhoudingstabel/ .. : 100 x aantal %
B
deel : geheel x 100%

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er gaan in totaal 175 leerlingen mee op de buitenlandreis van jaar 3. Van de 175 leerlingen gaan er 67 naar Parijs.
Bereken hoeveel % van de leerlingen er naar Parijs gaat.
Rond af op 2 cijfers achter de komma.
A
28,28%
B
117,25%
C
38,28%
D
34,28%

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In klas 3t.ec1 zitten 21 leerlingen. Van deze 21 leerlingen hebben 18% een onvoldoende voor het vak economie. Hoeveel leerlingen hebben een onvoldoende voor het vak economie. Rond netjes af.
A
5 leerlingen
B
4 leerlingen
C
6 leerlingen
D
3 leerlingen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het begin van het schooljaar zaten er 200 leerlingen in leerjaar 3. Halverwege het jaar zaten er nog maar 195 leerlingen in leerjaar 3.
Bereken hoeveel % het aantal leerlingen is gedaald. Rond af op 1 cijfer achter de komma.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een trui bij de H&M kost € 50. Bij de Zara kost dezelfde trui maar € 45. Hoeveel procent is de trui bij de Zara goedkoper vergeleken met die van de H&M?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiten
 Wat gaat er fout in het berekenen? Dus los niet op!
a) Ik koop een trui van € 50. Ik krijg 10% korting. Dit los ik op door:
50 x 100 : 10 =
b) Er zitten 13 kinderen in klas 4b.ec1. 6 daarvan zijn meisjes. Hoeveel procent van de klas bestaat uit meisjes. Dit los ik op door:
13 : 6 x 100% =
c) Een trui van de H&M kost € 45. Dezelfde trui kost bij de Hema € 30. Hoeveel procent is de trui van de Hema goedkoper dan die van de H&M? Dit los ik op door:
( 45 – 30) : 30 x 100% =
d) Ik had 10 knikkers. Nu heb ik er nog maar 9. Met hoeveel procent is het aantal knikkers gedaald? Dit los ik op door:
(9 – 10) x 10 x 100% =

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions