Les rekenen TL/DNL

Vandaag
  • Jas uit / spullen op tafel / telefoon in de telefoontas 
  • Herhaling rekenen
  • Uitleg rekenen
  • Zelfstandig werken (opdracht + rekenwerk)
  • Afsluiten
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  • Jas uit / spullen op tafel / telefoon in de telefoontas 
  • Herhaling rekenen
  • Uitleg rekenen
  • Zelfstandig werken (opdracht + rekenwerk)
  • Afsluiten

Slide 1 - Diapositive

Op het moment dat ik procenten om moet rekenen naar aantallen, zoals bijvoorbeeld personen, geld of fietsen, gebruik ik ..
A
de verhoudingstabel / .. : 100 x aantal %
B
deel : geheel x 100%

Slide 2 - Quiz

Op het moment dat er gevraagd wordt: 'Bereken hoeveel %', dan gebruik ik ..
A
de verhoudingstabel/ .. : 100 x aantal %
B
deel : geheel x 100%

Slide 3 - Quiz

Er gaan in totaal 175 leerlingen mee op de buitenlandreis van jaar 3. Van de 175 leerlingen gaan er 67 naar Parijs.
Bereken hoeveel % van de leerlingen er naar Parijs gaat.
Rond af op 2 cijfers achter de komma.
A
28,28%
B
117,25%
C
38,28%
D
34,28%

Slide 4 - Quiz

In klas 3t.ec1 zitten 21 leerlingen. Van deze 21 leerlingen hebben 18% een onvoldoende voor het vak economie. Hoeveel leerlingen hebben een onvoldoende voor het vak economie. Rond netjes af.
A
5 leerlingen
B
4 leerlingen
C
6 leerlingen
D
3 leerlingen

Slide 5 - Quiz

Aan het begin van het schooljaar zaten er 200 leerlingen in leerjaar 3. Halverwege het jaar zaten er nog maar 195 leerlingen in leerjaar 3.
Bereken hoeveel % het aantal leerlingen is gedaald. Rond af op 2 cijfers achter de komma.

Slide 6 - Question ouverte

Procentuele verandering berekenen
Op het moment dat je een procentuele verandering moet berekenen, gebruik je de formule (nieuw - oud) : oud x 100% 
Je kunt dit herkennen doordat er in de vraag staat: 'Bereken hoeveel % ... gestegen/gedaald/meer/minder/hoger/lager'

Voorbeeld:
Aan het begin van het schooljaar zaten er 200 leerlingen in leerjaar 3. Halverwege het jaar zaten er nog maar 195 leerlingen in leerjaar 3.
Bereken hoeveel % het aantal leerlingen is gedaald.


Slide 7 - Diapositive

Procentuele verandering berekenen
Voorbeeld:
Aan het begin van het schooljaar zaten er 200 leerlingen in leerjaar 3. Halverwege het jaar zaten er nog maar 195 leerlingen in leerjaar 3.
Bereken hoeveel % het aantal leerlingen is gedaald.
Stap 1: welke formule moet ik gebruiken?
Stap 2: voor het nieuwe getal vul je in? 
Stap 3: voor het oude getal vul je in?
Stap 4: vul de formule in!
Let op:
Als iets procentueel gedaald is, dan zal je op je rekenmachine een min getal zien. Klopt dit dan?



Slide 8 - Diapositive

Een trui bij de H&M kost € 50. Bij de Zara kost dezelfde trui maar € 45. Hoeveel procent is de trui bij de Zara goedkoper vergeleken met die van de H&M?

Slide 9 - Question ouverte

Twee producten met elkaar vergelijken
Het kan ook zijn dat je twee producten met elkaar moet vergelijken. Bijvoorbeeld een trui van de H&M en een trui van de Zara. Je gebruikt dan de formule: (1e - 2e) : 2e x 100% = 
Let hierbij altijd goed op de laatste zin. Die bepaalt de volgorde. 

Een trui bij de H&M kost € 50. Bij de Zara kost dezelfde trui maar € 45. Hoeveel procent is de trui bij de Zara goedkoper vergeleken met die van de H&M?

Welke winkel kom je als eerste tegen in de laatste zin?

Slide 10 - Diapositive

Kies het juiste antwoord
  1. Op het moment dat er % in de som gegeven staan, gebruik je de ..
    A) Verhoudingstabel                             B) Deel : geheel x 100% = 
    C) (nieuw-oud) : oud x 100%              D) (1e-2e) : 2e x 100%
  2. Op het moment dat er gevraagd wordt: 'Bereken hoeveel % .. gedaald/gestegen', dan gebruik je
    A) Verhoudingstabel                              B) Deel : geheel x 100% =
    C) (nieuw-oud) : oud x 100%               D) (1e-2e) : 2e x 100%
  3. Op het moment dat er gevraagd wordt: 'Bereken hoeveel %' dan gebruik ik ..
    A) Verhoudingstabel                              B) Deel : geheel x 100% =
    C) (nieuw-oud) : oud x 100%               D) (1e-2e) : 2e x 100%
  4. Op het moment dat je twee producten met elkaar moet vergelijken, gebruik ik ..
    A) Verhoudingstabel                              B) Deel : geheel x 100% =
    C) (nieuw-oud) : oud x 100%               D) (1e-2e) : 2e x 100%

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag!
Je gaat aan de slag met het oefenformulier!
De eerste 10 minuten in stilte. 

Slide 12 - Diapositive