Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
Voortplanting
fOefentoets thema 4 voortplanting bs 1 t/m 8
Slide 2 - Diapositive
Welke geslachtskenmerken ontwikkelen zich tijdens de puberteit?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 3 - Quiz
Wat zijn primaire geslachtskenmerken van de vrouw?
A
Borsten en vagina
B
Vagina en schaamlippen
C
Bredere heupen en borsten
D
Ronde lichaamsvormen en vagina
Slide 4 - Quiz
Wat is de functie van de bijballen?
A
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
B
Het maken van zaadcellen
Slide 5 - Quiz
Zaadbal
Zaadleider
Bijbal
Blaas
Zwellichaam
Prostaat
Urinebuis
Slide 6 - Question de remorquage
Wanneer is het baarmoederslijmvlies het dunst?
A
Direct na de eisprong
B
Direct na de menstruatie
C
Op de eerste dag van
de menstruatie
D
Altijd even dun
Slide 7 - Quiz
Met welk nummer wordt het deel aangegeven waar het bloed van de moeder langs het bloed van de embryo stroomt en waar stoffen worden uitgewisseld tussen moeder en embryo?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4
Slide 8 - Quiz
Kijk goed naar de afbeelding. Als je aan periodieke onthouding doet, op welke dagen vrij je dan niet?
A
rond dag P
B
Rond dag Q
C
rond dag R
D
Rond dag S
Slide 9 - Quiz
Weeen
ontsluiting
uitdrijving
Nageboorte
Spieren in de baarmoederwand trekken zich samen.
De baarmoeder-mond en -hals worden
wijder en de vliezen breken.
Het kind wordt naar buiten geperst
De placenta, resten navelstreng en resten vruchtvliezen komen eruit.
Slide 10 - Question de remorquage
Als een jongen de penis uit de vagina trekt voordat hij een zaadlozing krijgt, kan het meisje toch zwanger raken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Lees de onderstaande tekst en gebruik de afbeelding . Charlotte wil in een kalender aangeven wanneer ze menstrueert. Op 7 februari begint haar menstruatie. Charlotte menstrueert 4 dagen en haar cyclus is erg regelmatig en duurt 28 dagen. (Let op de overgang van de dagen in de volgende maand!!) Op welke dag zal haar ovulatie ongeveer plaatsvinden?
A
Op 20 februari
B
Op 24 februari
C
Op 6 maart
D
Op 28 februari
Slide 12 - Quiz
Welke van de volgende gebeurtenissen vinden plaats in de eileider van een vrouw?
A
Bevruchting en de eerste delingen van de bevruchte eicel
B
innesteling en ovulatie
C
bevruchting en innesteling
D
ovulatie en de eerste delingen van de bevruchte eicel
Slide 13 - Quiz
Na de eisprong/ovulatie gebeurt er het volgende met het follikel (vochtblaasje)...
A
Wordt het gele lichaam
B
Gaat dood
C
Niets
D
Vormt de placenta
Slide 14 - Quiz
Veel mannen die geen kinderen meer willen verwekken kiezen ervoor om zich te laten steriliseren. Waaruit bestaat sperma van een man die gesteriliseerd is ? (En waar komt dat vandaan?)
Slide 15 - Question ouverte
1
2
6
4
5
3
Heel gevoelig zorgt voor seksuele opwinding
voedingsstoffen en vocht toevoegen aan zaadcellen
vocht toevoegen aan zaadcellen
Maakt de penis stijf
wordt bij "besnijdnis" weg gesneden
vervoert zaadcellen
Slide 16 - Question de remorquage
Hoeveel dagen na de ovulatie nestelt een bevruchte eicel (zygote) zich in in het baarmoederslijmvlies?
A
24 uur
B
48 uur
C
3 tot 4 dagen
D
5 tot 7 dagen
Slide 17 - Quiz
Een eicel wordt na de ovulatie niet binnen 24 uur bevrucht. Wat gebeurt er met deze eicel?
A
De eicel sterft en wordt afgebroken in de baarmoeder
B
De eicel sterft en wordt afgebroken in de eierstok
C
De eicel sterft en wordt afgebroken in de eileider
D
De eicel verlaat met de menstruatie het lichaam
Slide 18 - Quiz
Tijdens de zwangerschap produceert een vrouw het zwangerschapshormoon hCG. Met een zwangerschapstest kan het hormoon hCG in de urine worden aangetoond. Zo'n test kan op zijn vroegst een positieve uitslag geven vanaf de eerste dag dat de menstruatie had moeten beginnen. In het diagram zijn de veranderingen weergegeven in de hoeveelheid hCG in het bloed van een zwangere vrouw. Welke letter geeft het tijdstip aan waarop een zwangerschapstest op zijn vroegst een betrouwbare positieve uitslag kan geven?
A
De letter T
B
De letter U
C
De letter V
D
De letter W
Slide 19 - Quiz
In het diagram is de dikte van het baarmoederslijmvlies aangegeven in de loop van de menstruatiecyclus. Op welk moment begon de menstruatie?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 20 - Quiz
Het ontstaan van jeugdpuistjes in de puberteit heeft te maken met toename van geslachtshormonen. Waar in het voortplantingsstelsel van een jongen worden geslachtshormonen gemaakt?
A
In de prostaat
B
In de teelballen
C
In de zaadblaasjes
D
In de zwellichamen
Slide 21 - Quiz
Marieke is zwanger van een tweeling. Op de echo is te zien dat de baby's in één placenta zitten. De gynaecoloog legt uit dat de zygote onderweg naar de baarmoeder door tweeën is gesplitst. Marieke concludeert dat haar baby's van hetzelfde geslacht zullen zijn. Trekt Marieke de juiste conclusie?
A
Ja, het is een ééneiige tweeling. De tweeling heeft altijd hetzelfde geslacht
B
Ja, het is een twee-eiige tweeling. De tweeling heeft altijd hetzelfde geslacht
C
Nee, het is een ééneiige tweeling. De tweeling heeft niet perse hetzelfde geslacht
D
Nee, het is een twee-eiige tweeling. De tweeling heeft niet perse hetzelfde geslacht
Slide 22 - Quiz
wat is de functie van de eierstokken?
A
daar vindt bevruchting plaats
B
daar vindt productie en rijping van de eicellen plaats
C
deze vervoert de eicellen naar de baarmoeder
D
hierin ontwikkelt zich de bevruchte eicel
Slide 23 - Quiz
Hoe noemen we nummer 1?
A
eileider
B
vagina
C
baarmoeder
D
eierstok
Slide 24 - Quiz
Hoe noemen we nummer 3?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok
Slide 25 - Quiz
eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels
Slide 26 - Question de remorquage
Baarmoeder
Eierstok
Eileider
Slide 27 - Question de remorquage
Het blaasje waarin de eicel rijpt heet...
A
Follikel
B
Eiblaasje
C
Geel lichaam
Slide 28 - Quiz
eisprong
eicelrijping
innesteling
celdeling
bevruchting
Slide 29 - Question de remorquage
Kijk naar het plaatje. Wat gebeurt er op dag 19-20-21 in deze menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 30 - Quiz
Hoe noemen we een kindje na 12 weken zwangerschap?
A
Kindje
B
Embryo
C
Foetus
D
Baby
Slide 31 - Quiz
Met welke fase begint de bevalling?
A
indaling
B
ontsluiting
C
uitdrijving
D
nageboorte
Slide 32 - Quiz
Tijdens welke fase van de bevalling wordt een baby geboren?
A
Indaling
B
Uitdrijving
C
Ontsluiting
D
Nageboorte
Slide 33 - Quiz
Hoe noem je de fasen 5/6, als het kindje naar buiten begint te komen?
A
Geboorte
B
Uitdrijving
C
Perswee
D
Ontsluiting
Slide 34 - Quiz
Hoe noem je de fasen 1/2, als de baarmoedermond opent?
A
Geboorte
B
Uitdrijving
C
Perswee
D
Ontsluiting
Slide 35 - Quiz
Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Slide 36 - Question de remorquage
Welke fase van de bevalling zie je in de afbeelding?
Slide 37 - Question ouverte
Judith slikt de pil. Vindt er bij haar nog de ovulatie plaats? En menstruatie?