Les moyens de transport

les moyens de transport
Les buts du cours (Lesdoelen): 

  • Je kent verschillende vervoermiddelen in het Frans
  • Je kunt vervoermiddelen herkennen in een filmpje
  • Je weet hoe je moet zeggen met welk vervoermiddel je ergens naartoe gaat
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

les moyens de transport
Les buts du cours (Lesdoelen): 

  • Je kent verschillende vervoermiddelen in het Frans
  • Je kunt vervoermiddelen herkennen in een filmpje
  • Je weet hoe je moet zeggen met welk vervoermiddel je ergens naartoe gaat

Slide 1 - Diapositive

Bob le train - YouTube
On regarde un vidéo sur YouTube.
On regarde Bob le train.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Hierna komt een sleepvraag over het filmpje


Sleep de goede vertaling van de vervoermiddelen op het Franse woord.

Slide 4 - Diapositive

Voiture
voiture de police
camion pompier
Ambu-
lance
Camion
poubelle
Chariot
élévateur
bull-
dozer
dépaneuse
hélicoptère

heftruck

Vuilnis-
wagen

Zieken-
wagen

auto

helicop-ter

bulldozer

sleep-
wagen

politie-
auto

Brandweer-
wagen

Slide 5 - Question de remorquage

C'est quoi?
A
une voiture
B
un camion
C
un tram
D
un bus

Slide 6 - Quiz

C'est quoi?
A
un camion
B
un bus
C
un tram
D
une voiture

Slide 7 - Quiz

C'est quoi?
A
un train
B
un voiture
C
un tram
D
un taxi

Slide 8 - Quiz

C'est quoi?
A
à pied
B
un moto
C
une avion
D
un vélo

Slide 9 - Quiz

C'est quoi?
A
marcher
B
un moto
C
à Pied
D
un taxi

Slide 10 - Quiz

Hoe gebruik je het? 
Ik ga met de bus 
Ik ga met de auto 

Ik ga te voet 
Ik ga
op de fiets 
Ik ga op de moto 

Slide 11 - Diapositive

Ik ga met de bus.
Je vais en bus. 

Ik ga op de fiets.
Je vais à vélo

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Vul de passende vorm in bij:

Je ...
A
vais
B
vas
C
allez
D
vont

Slide 14 - Quiz

Vul de passende vorm in bij:

Nous ...
A
vas
B
va
C
allons
D
vont

Slide 15 - Quiz

Vul de passende vorm in.

Mes copains ... au cinéma.
A
va
B
allez
C
allons
D
vont

Slide 16 - Quiz

Vul de passende vorm in bij:

Elles ...
A
vais
B
va
C
allons
D
vont

Slide 17 - Quiz

Tu entends quel moyen de transport?

Welk vervoermiddel hoor je? Schrijf je antwoord in het Frans op!

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 20 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 21 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 22 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 23 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 24 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 25 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 26 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 27 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 28 - Question ouverte

Quel moyen de transport tu entends?

Slide 29 - Question ouverte