Transportmiddelen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Au'jourdhui

- Phrases-clés

- Bron G niet vergeten!

- Lees & luistervaardigheid

- Formatieve toets

Les phrases-clés  blz 97 & 103

Vertaal en beantwoord de volgende vragen:

Pardon, mag ik u iets vragen?

Waar is de bushalte? Is het ver?

Wordt het mooi weer dit weekend?

Wat ga je doen en met wie ga je erheen?

Hoe schrijf je dat? Kunt u het spellen?

Les phrases-clés blz 97 & 103

Phrases-clés 97 + 103: Vertaal en beantwoord de volgende vragen:
Pardon, mag ik u iets vragen?
Waar is de bushalte? Is het ver?
Wordt het mooi weer dit weekend?
Wat ga je doen en met wie ga je erheen?
Hoe schrijf je dat? Kunt u het spellen?

Lees onderstaande tekst

'' Aujourd'hui, le soleil va briller. Le matin, les nuages vont dominer sur le reste du pays avec des averses sur les régions. L'après-midi les nuages vont devenir menaçants vers les Pyrénées. Partout, le ciel va etre variable. 

L'après-midi, les averses vont converner la moité nord du pays. Le soir, le soleil va briller de plus. Le vent d'ouest va devnir sensible. Les températures minimales vont etre 12 à 14 degrés. ''

Waar gaat de tekst over? Waar herken je dat aan?  Welke woorden herken je? In welke tijd is de tekst geschreven?

Waar gaat de tekst over? Waar herken je dat aan? Welke woorden herken je? In welke tijd is de tekst geschreven?

Noem Franse transportmiddelen

à pied

en bateau

en skate

à vélo

à cheval

en train

en bus

à moto

en métro

en voiture

en tramway

skateboardend

met de boot

met de trein

met de auto

te voet

met de metro

met de bus

te fiets

per motor

te paard

met de tram

00:32

Quel moyen de transport tu entends?

00:45

Quel moyen de transport tu entend?

00:56

Quel moyen de transport tu entends?

01:05

Quel moyen de transport tu entends?

01:18

Quel moyen de transport tu entends?

01:31

Quel moyen de transport tu entends?

01:43

Quel moyen de transport tu entends?

01:53

Quel moyen de transport tu entends?

02:18

Quel moyen de transport tu entends?

02:28

Quel moyen de transport tu entends?

Tijd voor de formatieve toets!