werkwoorden 3.5-4.5 Verleden tijd+ als/dan

Welkom
Pak jij alvast je spullen?

We starten met Lezen

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom
Pak jij alvast je spullen?

We starten met Lezen

Slide 1 - Diapositive

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 2 - Diapositive

2. Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 3 - Diapositive

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 4 - Diapositive

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 5 - Diapositive

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 6 - Diapositive

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 7 - Diapositive

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: ik-vorm + te / stam + de

In het meervoud: ik vorm + ten / stam + den


Maar: je kijkt naar laatste letter stam

Slide 8 - Diapositive

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Is
GEVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Is
RENNEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Is
SNOEPEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Is het onderstreepte woord een pv?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden.
_________
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Amal (verspreiden) iedere woensdag folders in zijn wijk - TT

Slide 15 - Question ouverte

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 16 - Quiz

Gisterenavond ___ jullie wel een beetje vals.
VT
A
zingen
B
zingde
C
zingden
D
zongen

Slide 17 - Quiz

De klas (bonzen) heel hard op de tafels.

Slide 18 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Stop met LessonUp en maak de opdrachten:
Verplichte opdrachten:  
3.5: 3-4 (5 zinnen naar keuze)-9  
4.5: 1-4
keuze opdrachten: (kies er minimaal 2)  
3.5: 1-2  + 4.5:  2-3
Klaar: kijk na en ga verder met LessonUP

Slide 19 - Diapositive

Deze sloot ___ afgelopen winter niet door alle troep.
VT
A
bevriest
B
bevriesde
C
bevriesden
D
bevroor

Slide 20 - Quiz

Gisteren ___ onze keuken gerenoveerd.

VT
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 21 - Quiz

GELEERD?

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 22 - Diapositive

Wat snap je nog niet zo goed?

Slide 23 - Question ouverte

Instructie als/dan
Lees blz.157 Als-Dan
Je weet wat een stellende-vergrotende en overtreffende trap is
groot-groter-grootst

als= even groot als
dan hoort bij <  >


Slide 24 - Diapositive

0

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Diapositive

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk ................ basketbal.

A
dan
B
als

Slide 27 - Quiz

Als of dan?
Mijn broertje is even dapper .............. ik.
A
dan
B
als

Slide 28 - Quiz

Opdrachten in het schrift
  • Kies de juiste woorden schrijf dit in je schrift
Deze trui vind ik mooi/mooier als/dan die.
Boontjes vindt hij net zo lekker/lekkerder als/dan doperwten.
Onze tv is even groot als/dan jullie tv.
Mijn scooter rijdt sneller als/dan die van jou.

Kijk na op de volgende dia.

Slide 29 - Diapositive

antwoorden

Deze trui vind ik mooi/mooier als/dan die. 
Boontjes vindt hij net zo lekker/lekkerder als/dan doperwten. 
Onze tv is even groot als/dan jullie tv. 
Mijn scooter rijdt sneller als/dan die van jou.

Slide 30 - Diapositive

Zelfstandig werken
Stop met Lessonup en maak de opdrachten:
4.5 blz. 157  7+8
Klaar> kijk na
Nog meer oefenen: bekijk en maak de volgende dia's







=8

Slide 31 - Diapositive

Als of dan?
Ik ben dapperder .............. mijn moeder.

A
als
B
dan

Slide 32 - Quiz

Als of dan?
Ik vind volleybal leuker ...............voetbal.

A
als
B
dan

Slide 33 - Quiz

Deze trui vind ik ................. .................... die.

A
mooier als
B
mooi als
C
mooier dan
D
mooi dan

Slide 34 - Quiz

Onze televisie is even ............... ................... jullie televisie.

A
groot dan
B
groter als
C
groot als
D
groter dan

Slide 35 - Quiz

Mijn scooter rijdt .............. ................... die van jou.

A
snel als
B
sneller als
C
sneller dan
D
snel dan

Slide 36 - Quiz

Welke zin is goed geformuleerd?
A
Hij vindt jou leuker dan ik
B
Hij vindt jou leuker als ik

Slide 37 - Quiz

0

Slide 38 - Vidéo

Oefen met WW spelling
Maak de volgende dia's.
Denk goed na over de juiste stapjes met WW-spelling.
Lees de volgende dia dan ook goed door en maak de opdrachten.

Slide 39 - Diapositive

Toelichting
  • Denk aan de eerste stap: is het de PV JA of NEE
  • 1e stap> maak de stam> verander naar de ik-vorm
  •  2e stap> kijk welke tijd
  • 3e stapTegenwoordige tijd> vervang door lopen, dan hoor je de T of niet
  • 3e stap  Verleden tijd> sterk of zwak ww
  • zwakke> laatste letter stam:  't taxikofschip> te(n)
  •                laatste letter stam geen taxi kofschip> de(n)

Slide 40 - Diapositive

Mijn broer is gevraagd als penningmeester, maar hij aanvaar... deze functie niet. (aanvaarden)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 41 - Quiz

Vroeger (verwaarlozen) hij zijn kinderen.

A
verwaarlozen
B
verwaarloost
C
verwaarloozde
D
verwaarloosde

Slide 42 - Quiz

Aan de horizon onderschei ... hij duidelijk twee boortorens. (onderscheiden)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 43 - Quiz

Op mijn vorige school pes...en de kinderen elkaar vaak. (pesten)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 44 - Quiz

Onze vroegere buren voe...en hun kinderen indertijd op in een sfeer van vertrouwen. (opvoeden)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 45 - Quiz

Mijn moeder (stoten) zich aan het kasje. (VT)

Slide 46 - Question ouverte

Toen (rijden) de chauffeur erg hard

Slide 47 - Question ouverte

Vandaag (worden) jij opgehaald.

Slide 48 - Question ouverte