Kernzinnen, citeren en tekstsoorten

Kernzinnen, citeren en tekstsoorten


Nederlands
Leesvaardigheid
Op Niveau blok 1 (herhaling)
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Kernzinnen, citeren en tekstsoorten


Nederlands
Leesvaardigheid
Op Niveau blok 1 (herhaling)

Slide 1 - Diapositive

Theorie blok 1 p. 53-59 (herhaling)
  • Manieren van lezen (oriënterend, globaal, intensief, kritisch)
  • Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte
  • Titel, ondertitel en tussenkopjes
  • Alinea en kernzin
  • Citeren en parafraseren (in eigen woorden)
  • Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
  • Feitelijke en waarderende uitspraken
  • Intentie van de schrijver 

Slide 2 - Diapositive

Alinea en kernzin
Kernzin = de zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft.

Slide 3 - Diapositive

Welke zin is de kernzin?
'Bah-reactie'
Volgens sociologen kan het wel even duren voordat insecten hier aanslaan als voedsel. "Vanwege onze sociale en culturele ervaringen roept de gedachte om insecten te eten een 'bah-reactie' op", zegt de Italiaanse socioloog en voedselwetenschapper Giovanni Sogari tegen persbureau Reuters. "Na verloop van tijd en door blootstelling kan zo'n houding veranderen."

Slide 4 - Diapositive

Welke zin is de kernzin?
A
Zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3

Slide 5 - Quiz

Welke zin is de kernzin?
'Bah-reactie'
Volgens sociologen kan het wel even duren voordat insecten hier aanslaan als voedsel. "Vanwege onze sociale en culturele ervaringen roept de gedachte om insecten te eten een 'bah-reactie' op", zegt de Italiaanse socioloog en voedselwetenschapper Giovanni Sogari tegen persbureau Reuters. "Na verloop van tijd en door blootstelling kan zo'n houding veranderen."

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent citeren?

Slide 7 - Question ouverte

Citeren
Eisen:
- Noteer de eerste en laatste twee woorden van het citaat.
- Plaats het citaat tussen aanhalingstekens.
- Noteer de regelnummers (of het alineanummer).
- Citeer alleen het deel dat je moet citeren (bijvoorbeeld een zin, een woord of een zinsgedeelte).

Slide 8 - Diapositive

Even oefenen met citeren
Na de sneeuwpret grijpt de schaatskoorts om zich heen. Maandag was de primeur voor de Doornsche IJsclub. Niet iedereen zal het ‘natuurijs’ noemen, de opgespoten ijsvloer op een ondergrond van asfalt. Maar een middag sneeuwruimen, een avond dweilen en negen laagjes bevroren water leidden ertoe dat vanaf 8 uur jeugdleden tot 17 jaar de eerste rondjes konden rijden. Zonder koek en zopie, want dat is niet coronaproof.

Slide 9 - Diapositive

Citeer de zin:
Na de sneeuwpret grijpt de schaatskoorts om zich heen.

Slide 10 - Question ouverte

Citeer de naam van de ijsclub:
Maandag was de primeur voor de Doornsche IJsclub.

Slide 11 - Question ouverte

Tekstsoort, schrijfdoel en tekstvorm

  • Tekstsoorten: informatieve tekst/uiteenzetting, betoog en beschouwing
  • Schrijfdoelen: informeren, uiteenzetten, overtuigen, activeren, beschouwen, vermaken
  • Tekstvormen: de vaste opmaak van een bepaald soort tekst

Slide 12 - Diapositive

Uiteenzetting/
informatieve tekst
Beschouwing
Betoog
Objectief
Subjectief
Objectief en subjectief
Uitleggen, beschrijven, verklaren of mededelen.
Overtuigen van een standpunt.
De lezer over een kwestie laten nadenken.
Notulen
Recensie
Achtergrondartikel

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Lien

Dit is een ...
A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 15 - Quiz

1

Slide 16 - Vidéo

02:10
Dit is een ...
A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 17 - Quiz

1

Slide 18 - Vidéo

13:43
Dit is een ...
A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 19 - Quiz

Extra oefenen: hoofdgedachte formuleren

Je vindt de hoofdgedachte door eerst te bedenken wat het onderwerp van de tekst is. Het onderwerp formuleer je in één of enkele woorden (geen zin). Vervolgens zoek je op wat de belangrijkste boodschap van de schrijver over dat onderwerp is. De hoofdgedachte moet je in één zin kunnen opschrijven.

Slide 20 - Diapositive

Het onderwerp van de tekst is:

Slide 21 - Question ouverte

De hoofdgedachte van de tekst is:

Slide 22 - Question ouverte

Extra oefenen?
Maak de oefeningen via de links.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Lien