woordenschat 3 havo

Wat betekent: prepareren?

A
heviger maken
B
nabootsen
C
voorbereiden
D
bestrijden
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat betekent: prepareren?

A
heviger maken
B
nabootsen
C
voorbereiden
D
bestrijden

Slide 1 - Quiz

Wat betekent: resten?

Slide 2 - Question ouverte

Wat betekent: cruciaal?

Slide 3 - Question ouverte

Humaan is:
A
waanbeeld
B
illusie
C
menselijk
D
denkbeeldig

Slide 4 - Quiz

simuleren=goed doen
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quiz

pesticide=groeimiddel
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quiz

competentie=

Slide 7 - Question ouverte

repetitief=

Slide 8 - Question ouverte

morren=

Slide 9 - Question ouverte

empathie=
A
menslievend
B
inlevingsvermogen
C
humaan
D
sympathiek

Slide 10 - Quiz

ontkrachten=weerleggen
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

focus=
A
kritiek
B
werkhouding
C
aandachtspunt
D
empathie

Slide 12 - Quiz

fungeren = een bepaalde visie op iets hebben
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

stigma=

Slide 14 - Question ouverte

beamen=
A
doen alsof
B
vastleggen
C
afspreken
D
bevestigen

Slide 15 - Quiz

coöperatief=

Slide 16 - Question ouverte

potentie=mogelijkheid
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

dynamisch=
A
opzettelijk
B
voldoende
C
veranderlijk
D
genoeglijk

Slide 18 - Quiz

refereren aan =

Slide 19 - Question ouverte

voorbehouden aan=
A
alleen bestemd voor
B
regelen
C
verwijzen naar
D
refereren aan

Slide 20 - Quiz