Herhalingsles

Herhalingsles
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhalingsles

Slide 1 - Diapositive

Hoe noem je de zus van je vader of moeder?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe noem je de broer van je vader of moeder?

Slide 3 - Question ouverte

Hoe noem je het kind van jouw oom of tante?

Slide 4 - Question ouverte

I have (got) 
You have (got) 
She has ( got) 
He has (got) 
It has (got) 
We have (got) 
You have (got) 
They have (got) 
Hebben ( to have) 

Slide 5 - Diapositive

Wat betekent Married?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe zeg je Oma in het Engels?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe zeg je dochter in het Engels?

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de getallen op in Engels woorden. 
3. 
9. 
22. 
35. 
43. 
71. 
98. 



Slide 9 - Diapositive

Schrijf de getallen op in Engels woorden. 
3. 
9. 
22. 
35. 
43. 
71. 
98. 



3. Three
9. Nine 
22. Twenty - two 
35. Thirty- five 
43. Forty-three
71. Seventy-one 
98. Ninety-eight

Slide 10 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
My (mijn)
Your (jouw/uw)
His (zijn)
Her (haar)
Its (zijn, voor niet-menselijke objecten of dieren)
Our (onze)
Your (jullie/uw, meervoud)
Their (hun)

Slide 11 - Diapositive

My brother lost .... wallet (zijn)

Slide 12 - Question ouverte

The students forgot __________ textbooks in the classroom. (hun)

Slide 13 - Question ouverte

Please return __________ pen when you're done with it. (mijn)

Slide 14 - Question ouverte

This is __________ cat, not yours. (0nze)

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent blonde?

Slide 16 - Question ouverte

Hoe zeg je getal in het Engels?

Slide 17 - Question ouverte

Wat betekent older?
A
Jonger
B
Ouder
C
Groot

Slide 18 - Quiz

Hoe zeg je vrouw/echtgenote in het Engels?
A
Girlfriend
B
Wife
C
Wive

Slide 19 - Quiz

Hoe zeg je iedereen in het Engels?
A
Everybody
B
Everywhere
C
Everything

Slide 20 - Quiz

Wat betekent Tall?
A
Kort
B
Slank
C
Lang

Slide 21 - Quiz

Zeg in het Engels:
Wij wonen in Engeland

Slide 22 - Question ouverte

Zeg in het Engels:
Ik ben 16 jaar

Slide 23 - Question ouverte

Zeg in het Engels:
Ik heb twee broers

Slide 24 - Question ouverte