4. Moleculaire stoffen

H4: Moleculaire Stoffen
→ 4.1 Vanderwaalsbinding ←
4.2 Waterstofbruggen
4.3 Moleculaire Stoffen mengen
4.4 Percentage, ppm en ppb
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H4: Moleculaire Stoffen
→ 4.1 Vanderwaalsbinding ←
4.2 Waterstofbruggen
4.3 Moleculaire Stoffen mengen
4.4 Percentage, ppm en ppb

Slide 1 - Diapositive

Wat ging hier aan vooraf?
De soorten stoffen: Indeling en eigenschappen
(§3.1, 3.2 en 3.3: Metalen, zouten en moleculaire stoffen)


Bindingen in moleculen
(§3.3: atoombindingen) 


Slide 2 - Diapositive

Een paar vraagjes vooraf...
Wat weten jullie nog van moleculaire stoffen?

Slide 3 - Diapositive

Een moleculaire stof bestaat uit..
A
niet-metaal atomen
B
metaal-atomen
C
niet metaal atoom en een metaal atoom
D
uit atomen

Slide 4 - Quiz

Moleculaire stoffen kunnen:
A
In vaste en vloeibare fase NIET geleiden
B
In vaste fase en in vloeibare fase WEL geleiden
C
In vaste fase WEL geleiden in vloeibare fase NIET
D
In vaste fase NIET geleiden, in vloeibare fase WEL

Slide 5 - Quiz

Is dit een moleculaire stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Is dit een moleculaire stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

mooiste voorbeeld van sterkte van heel veel VDW...

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Welke stof is een moleculaire stof?
A
Mg
B
PbNO3
C
NaCl
D
C4H10

Slide 10 - Quiz

van bindingen IN moleculen

naar bindingen TUSSEN moleculen

Slide 11 - Diapositive

waarom blijven moleculen aan elkaar zitten?
er moet een of andere aantrekkingskracht zijn
tussen de moleculen

Slide 12 - Diapositive

Kookpunt
De kookpunten van moleculaire stoffen verschillen 
nogal van elkaar. Bij kamertemperatuur:
Suiker = vast
Olijfolie = vloeibaar
Koolstofdioxide  = gas

Hoe komt dit?

Slide 13 - Diapositive

Vanderwaalsbinding (VDW)
  • Aantrekkingskracht tussen moleculen (alleen bij moleculaire stoffen, totaal afwezig bij metalen en zouten!)
  • Hoe groter de massa van het molecuul, des te sterker de vanderwaalsbinding
  • Relatief zwakke binding in vergelijking met
    de waterstofbrug (§4.2)



aantekening

Slide 14 - Diapositive

VDW (vanderwaals) krachten zitten tussen moleculen. Dit is de VDW binding.
afstand
moleculen moeten dichtbij elkaar zitten, anders voelen ze de VDW krachten niet.

Slide 15 - Diapositive

Hoe groter het molecuul, hoe meer VDW,
dus hoe sterker de binding tussen de moleculen.
VDW neemt toe met massa van het molecuul
VDW neemt toe met oppervlakte van het molecuul

Slide 16 - Diapositive

welke stof heeft de grootste VDW binding tussen de moleculen?
massa
hoe groter de massa, hoe sterker de VDW binding
A
C₂H₆
B
C₄H₁₀
C
C₁₂H₂₆
D
N₂

Slide 17 - Quiz

Fase-overgang

  • Bij een fase-overgang blijven de moleculen hetzelfde (de atoombinding blijft intact).
  • De afstand tussen deeltjes verandert -> Vanderwaalsbinding (molecuulbinding) verandert
  • Hoe dichter op elkaar, hoe sterker  de v/d waalsbinding.

Slide 18 - Diapositive

tussen moleculen in de gasfase zitten
.........(?)......... VDW bindingen
dan tussen moleculen in de vloeibare fase.
A
meer
B
minder
C
evenveel
D
hoe kan ik dat nu weten?

Slide 19 - Quiz

Vanderwaalsbinding
hogere molmassa sterkere binding (en dus hoger kookpunt)

Slide 20 - Diapositive

Tekst

t

t
Rijpen
Sublimeren
Condenseren
Verdampen
Smelten
Stollen

Slide 21 - Question de remorquage

2

Slide 22 - Vidéo

00:08
wat is jood voor een stof?
geef de formule voor jood.

Slide 23 - Question ouverte

01:13
als je jood verwarmt, verdampt het meteen (het wordt niet vloeibaar). Welke binding wordt verbroken?
A
atoombinding
B
molecuulbinding
C
vanderwaalsbinding
D
hoe kan ik dit weten?

Slide 24 - Quiz

Van der Waals kracht
In de vaste fase en de vloeibare fase zitten de moleculen in een stof dicht op elkaar doordat ze elkaar aantrekken. 
Deze aantrekkingskracht heet de vanderwaalskracht. 
Door de vanderwaalskracht ontstaat een binding die 
de vanderwaalsbinding heet (VDW). 
Als je de temperatuur van een stof verhoogt, gaan de moleculen sneller bewegen. Als een stof verdampt, wordt de vanderwaalsbinding verbroken en komen de moleculen los van elkaar.
samenvatting

Slide 25 - Diapositive

Suiker is een moleculaire stof. Tussen suikermoleculen zitten Vanderwaals bindingen. Wat gebeurt er met de Vanderwaalsbindingen als suiker wordt opgelost in thee (warm water)?
A
verbreken
B
worden zwakker
C
worden sterker
D
niets

Slide 26 - Quiz

micro en macro
Smeltpunt en kookpunt van een stof zijn eigenschappen op macroniveau. 
De hoogte van het smelt- en kookpunt hangt samen met de sterkte van de vanderwaalsbinding op microniveau. 

Hoe sterker de vanderwaalsbindingen tussen moleculen in een stof, 
hoe hoger het kookpunt van die stof. 
Bij sommige stoffen, zoals methaan, zijn de vanderwaalsbindingen zo zwak dat het kookpunt lager ligt dan kamertemperatuur.

Slide 27 - Diapositive

H4: moleculaire stoffen
Par. 4.1: Vanderwaalsbinding

Slide 28 - Diapositive

Wat is een Vanderwaalsbinding?
A
Binding in een molecuul
B
Binding tussen moleculen

Slide 29 - Quiz

Wat bepaalt de sterkte van een vanderwaalsbinding?
A
Hoe zwaarder hoe sterker
B
Hoe groter hoe sterker
C
Hoe meer raakvlak hoe sterker
D
De valentie elektronen

Slide 30 - Quiz

Wanneer wordt een vanderwaalsbinding verbroken?
A
Bij verdampen
B
Bij verdampen, sublimeren en oplossen
C
Bij een chemische reactie
D
Nooit; het is een stofeigenschap

Slide 31 - Quiz

Hoe groter de molecuulmassa hoe ___(1)___ de vanderwaalsbinding en hoe ___(2)____ het kookpunt
A
(1) sterker / (2) lager
B
(1) sterker / (2) hoger
C
(1) zwakker / (2) lager
D
(1) zwakker / (2) hoger

Slide 32 - Quiz

Welke stof zal de zwakste Vanderwaalsbindingen bevatten?
A
CO2
B
CH4
C
C6H12O6
D
C4H10

Slide 33 - Quiz

Opdrachten/ huiswerk
Par. 4.1 lezen en maken vragen: 3,6,10
timer
15:00

Slide 34 - Diapositive