VCA Giftige stoffen

Hoofdstuk 5: Giftige stoffen
Gevaarlijke stoffen 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Veilig op StagePraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5: Giftige stoffen
Gevaarlijke stoffen 

Slide 1 - Diapositive

Na deze les weet je
  • wat de meest voorkomende gevarenpictogrammen zijn en kun je uitleggen wat ze betekenen.
  • wat een chemiekaart is en een gevarendiamant.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn gevarensymbolen?
A
Kleine tekeningetjes, pictogrammen
B
Heel veel gevaarlijke stoffen bij elkaar
C
Een tekst op een etiket

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het symbool op het plaatje?
A
Mileugevaarlijk
B
Explosief
C
Giftig
D
Bijtend

Slide 5 - Quiz

Als je een stof gebruikt waarop dit plaatje staat word je meteen ziek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Gevaarlijke stoffen kun je ook via je ogen binnen krijgen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Waarom moet je niet eten op je werkplek?
A
Er is te weinig ruimte
B
Dat is ongezellig
C
Je kunt gevaarlijke stoffen op je eten krijgen
D
Je hebt dan geen plaats om te zitten

Slide 8 - Quiz

Welke soort stof krijg je makkelijk via je huid binnen?
A
Kunststof
B
Vloeistof
C
Vaste stof

Slide 9 - Quiz

Waarom is het belangrijk dat je een wond afdekt als je met gevaarlijke stoffen werkt?
A
Anders geneest de wond minder snel
B
De wond kan groter worden
C
Via de wond kan een gevaarlijke stof in je bloed komen

Slide 10 - Quiz

Verf op waterbasis in plaats van verf op terpentinebasis is een voorbeeld van een gevaarlijke stof vervangen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Op welke manier kun je NIET een gevaarlijke stof binnen krijgen
A
Via je mond
B
Via een wond
C
Via je oren
D
Via je longen

Slide 12 - Quiz

H- en P-zinnen
H-zinnen (hazard)
  - Gezondheidsgevaren
P-zinnen (precaution)
- Voorkomen van ongelukken


Slide 13 - Diapositive

Wat zijn H-zinnen?
A
Zinnen die het gevaar aangeven (hazard)
B
Zinnen die vertellen hoe je veilig kunt werken
C
Zinnen die vertellen wat er in een product zit

Slide 14 - Quiz

Hoe giftiger de stof, hoe zieker je ervan wordt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Waardoor kun je de schildersziekte krijgen?
A
Je hebt veel met asbest gewerkt
B
Je hebt veel in terpentinedamp in verf gewerkt
C
Je hebt veel met lood gewerkt
D
Je hebt geen PBM's gebruikt

Slide 16 - Quiz

Hoe ontstaat een koolmonoxide
vergiftiging?
A
Er is veel rook in huis
B
Er is te weinig zuurstof in huis
C
Er zijn veel gevaarlijke stoffen in huis
D
Er is een slechte verbranding in de verwarmingsketel

Slide 17 - Quiz

Wat betekent het symbool op het plaatje?
A
Gevaarlijk voor je huid
B
Gevaarlijk voor kinderen
C
Gevaarlijk voor de natuur en dieren
D
Gevaarlijk voor jouw gezondheid

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Vidéo

Chemiekaarten 
             en 
veiligheidskaarten

Zie blz 49 in je boek. 

Slide 20 - Diapositive

Gevarendiamant blz 52 in je boek.

Slide 21 - Diapositive

Wat betekent het blauwe vlak?
A
Brandgevaar
B
Gezondheidsrisico
C
Reactiviteit
D
Specifiek gevaar

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het rode vlak?
A
Brandgevaar
B
Gezondheidsrisico
C
Reactiviteit
D
Specifiek gevaar

Slide 23 - Quiz

Wat betekent het gele vlak?
A
Brandgevaar
B
Gezondheidsrisico
C
Reactiviteit
D
Specifiek gevaar

Slide 24 - Quiz

Wat betekent het witte vlak?
A
Brandgevaar
B
Gezondheidsrisico
C
Reactiviteit
D
Specifiek gevaar

Slide 25 - Quiz