GHZ thema 14: Autisme en PDD

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 3

autisme en PDD

Heb jij ervaring met Autisme?

1. JA
2. NEE

Wat is autisme?

Autisme is een ernstige ontwikkelingsstoornis die niet onmiddellijk zichtbaar is, maar langzamerhand duidelijk wordt. De kinderen hebben veelal een normaal uiterlijk. Als gevolg van hun beperking ervaren zij de wereld om hen heen als onbegrijpelijk en chaotisch. Daardoor zijn ze in zichzelf gekeerd, vaak uiterst alleen en moeilijk te begrijpen.

Wat is een kus? 

Waar staat ASS voor?

1. Asociale Stress Stoornis
2. Autisme Syndroom Stoornis
3. Autisme Spectrum Stoornis
4. Autisme Stilte Syndroom

PDD nos, asperger en klassieke autisme = afgekort ASS

Autisme/ autisme spectrum stoornis

Oorzaak van gedragsproblemen bij mensen met ASS ontstaan meestal door:

ASS in het dagelijks leven

- alles bepalende invloed op dagelijks leven

- kan op verschillende manieren het functioneren belemmeren

Behandeling: psycho educatie 

moeite met begrijpen van de wereld

moeite met abstraheren en generaliseren

=

aangeleerde vaardigheden niet automatisch toepassen in verschillende situaties

Verkeerde verbanden leggen

informatieverwerking gaat langzamer

moeite met organiseren van bezigheden en tijd

moeite met beginnen van activiteit

moeite met plannen

moeite met overzicht

moeite met afronden

Wat zijn oorzaken waardoor mensen met ASS snel zijn afgeleid

Moeite met combineren van ideeën en oordeelsvormen

- moeite met prioriteiten stellen

- verkeerde of geen verbanden leggen

- moeite met beoordelen van situaties.. bijv. vies/schoon

op welke wijze verschilt de manier van leren bij mensen met en mensen zonder ASS

Anders gemotiveerd

- minder gevoelig voor schouderklopjes of uiting van enthousiasme

Zoek naar concrete bekrachtigers, kan soms leiden tot "bizarre" beloningen.

Subtype autisme

Afzijdige groep: Mogelijk verwijst naar individuen binnen het autismespectrum die de neiging hebben zich terug te trekken of minder geneigd zijn tot sociale interactie.

Passieve groep: Dit zou kunnen duiden op mensen met autisme die passiever zijn in hun sociale interacties, minder initiatief nemen of minder betrokken lijken bij hun omgeving.

De hoogdravende groep: Dit zou kunnen verwijzen naar mensen met autisme die een hoger taalniveau hebben dan typisch wordt verwacht voor hun leeftijd, maar die mogelijk moeite hebben met de pragmatische aspecten van communicatie.

De extreme variant van de normale-groep: Dit lijkt te verwijzen naar individuen binnen het spectrum die kenmerken vertonen die extremer zijn dan wat als normaal wordt beschouwd, mogelijk op het gebied van interesses, gedrag of reacties.

Subtype autisme 

De actief-maar-bizarre groep: Mogelijk betrekking hebbend op individuen die actief zijn in hun gedrag, maar op een manier die als eigenaardig of ongebruikelijk wordt beschouwd.

De extreme variant van de normale-groep:  individuen binnen het spectrum die kenmerken vertonen die extremer zijn dan wat als normaal wordt beschouwd, mogelijk op het gebied van interesses, gedrag of reacties.

PDD NOS

- persasive houdt in dat de stoornis diep doordringt in totale functioneren.

- problemen komen niet alleen voort uit achterstand

- veelal mensen met een diepe, ernstige of matige verstandelijke beperking.

- naast achterstand in ontwikkeling en verstandelijke beperking

ook moeite met begrijpen wat hij ziet/hoort

Welke vragen zijn belangrijk om te stellen bij een zorgvrager met autisme?

1. de W-vragen
2. de Q-vragen
3. de S-vragen
4. de P-vragen

Verpleegkundige interventies 

Structuur is niet...

het individu structureren, dat wil zeggen het individu aanpassen aan de omgeving;

koel, afstandelijk onderwijzen en opvoeden (robotjes kweken, inpompen en drillen van vaardigheden en gewoonten);

de persoonlijkheid van het individu negeren;

een doel op zich.

Verpleegkundige interventies 

Structuur is WEL:

1. ordenen (plaatjes)
2. vereenvoudigen, verhelderen;
3. overzichtelijkheid creëren (in tijd en ruimte, en in de houding van de begeleider);
4. het individu basisveiligheid bieden en hem zodoende kansen bieden tot meer betrokkenheid en interactie met de omgeving, en hem voor zijn omgeving begrijpelijker en vatbaarder te maken;

het individu meer vat leren krijgen op de omgeving en zo de ontwikkeling te bevorderen;

het individu helpen leren omgaan met veranderingen;

het individu zo zelfstandig mogelijk te laten zijn.