Herhaling Pathologie

Herhaling pathologie
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling pathologie

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent profylaxe

Slide 2 - Question ouverte

Algemene pathologie
Reinigen = schoonmaken​
Desinfecteren = ontsmetten, doden van micro-organismen, maar niet de sporen​
Steriliseren = het doden van alle micro-organismen en ook de sporen

Slide 3 - Diapositive

Ziekte
Indicatie = aanwijzing​
Contra-indicatie = tegenaanwijzing​
Exogeen = van buitenaf​
Endogeen = van binnenuit​
Aangeboren afwijkingen; ontstaan tijdens de zwangerschap​
Erfelijke ziekten = door de ouders (genen) of familie​

Slide 4 - Diapositive

Waardoor ontstaat fysisch letsel?
A
ongeval
B
bleekwater
C
zonnestralen
D
brandwond

Slide 5 - Quiz

Endo en exogeen letsel
exogeen is letsel van buiten af
hematoom, distorsie, contusie, luxatie, breuk

Endogene verschijnselen komen van binnenuit 
atrofie, hypertrofie, degeneratie, nieuwvorming

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent hypertrofie?

Slide 7 - Question ouverte

Er zijn micro-organismen die samen leven met de mens hoe heten deze micro-organismen?
A
Commensaal
B
Parasiet
C
Symbiose

Slide 8 - Quiz

4 groepen micro-organismen
Schimmels en gisten; één of meer cellige organismen ​

Protozoën; eencellige en dierlijke organismen​
Bacteriën; ziektekiemen, eigen rijk​
bolvormige bacteriën – kokken​
staafvormige bacteriën – bacillen​
spiraalvormige bacteriën - spirillen​
Virussen; eiwit van een andere structuur dan van het menselijk lichaam, in de cel actief





Slide 9 - Diapositive

Een cliënt komt met een reactie op beschadigd weefsel. De cliënt is in zijn al geheel ziek hierdoor. Is dit dan door een ontsteking of door een infectie?

Slide 10 - Question ouverte

Dermatolgie
-Exogene oorzaken: (van buitenaf)​
druk, vocht, infecties, droogte, koude en warmte​
-Endogene oorzaken: (van binnenuit)​
stress, erfelijke factoren, bijwerkingen van medicijnen en aandoeningen als gevolg van circulatiestoornissen​
-Allergische oorzaken: (lichaamsvreemde stoffen)​
overgevoeligheidsziekte uit zich door een huidreactie door de stof allergeen.​
-Erfelijke oorzaken: (genetisch bepaald)​
Psoriasis, eczeem

Slide 11 - Diapositive

Welke huidaandoening past bij: onscherp begrensde rode verkleuring, blaasjes huid, aan de rand lichte afschilfering
A
Eczeem
B
Mycose
C
Hyperhydrosis
D
Perniosis

Slide 12 - Quiz

Wond- en netelroos
Wondroos: Acute besmettelijke huidziekte 
veroorzaakt door infectie van een wondje 
met streptokokken
Netelroos=urtecaria: huiduitslag met hevige jeukende galbulten

Slide 13 - Diapositive

Nagelaandoening
Op de foto zie je een verkeerd geknipte nagel. Deze is rond geknipt, waardoor de nagel is gaan ingroeien. ook wel unguis incarnatus 

Slide 14 - Diapositive

Wat is een onychogryposis?
A
Klauwnagel/ramshoornnagel
B
Gespleten nagel
C
Schimmelnagel
D
Stootnagel

Slide 15 - Quiz

Aandoeningen bloed- en lymfestelsel

Slide 16 - Diapositive

Wat is claudicatio intermittens?

Slide 17 - Question ouverte

Aandoeningen slagaderlijk systeem
- Arteriosclerose = slagaderverkalking, vernauwing
- Claudicatio Intermittens = etalage benen
- Apoplexie = hersenbloeding
- CVA= herseninfarct 

Slide 18 - Diapositive

Aandoening aderlijk systeem
-Trombose = bloedstolsel in een bloedvat​

-Embolie = het afsluiten van een bloedvat door een bloedstolsel​
-Flebitis = aderontsteking​
-Berkenrijs = kleine vaatverwijdingen van de oppervlakkige haarvatensysteem​
- Perniosis = wintertenen



Slide 19 - Diapositive

Wat betekent Decompensatio Cordis

Slide 20 - Question ouverte

Aandoeningen stofwisseling en uitscheiding
Stofwisseling: obesitas, jicht, diabetes mellitus

Uitscheiding: zweetafscheiding 

Slide 21 - Diapositive

De alvleesklier is een exo-endocriene klier. Bij welke aandoening is er wat mis met deze klier?
A
Jicht
B
Obesitas
C
Diabetes Mellitus
D
Reuma

Slide 22 - Quiz

Diabetes Mellitus
-Type I; geen aanmaak van insuline (betacel)​

-Type II; wel aanmaak van insuline, maar de insuline hecht zich niet aan de celreceptor, waardoor de semi-permeabele wand niet goed open gaat​
-Zwangerschapsdiabetes
Hypoglycaemie = verlaagde bloedsuiker. Hyperglycaemie = verhoogde bloedsuiker

Slide 23 - Diapositive

Wat is neuropathie?

Slide 24 - Question ouverte

Aandoeningen zenuwstelsel

Herseninfarct   Epilepsie
CVA                        Poliomyelitis
TIA                          Ziekte van Alzheimer
Verlamming       Ziekte van Huntington
ALS                         Ziekte van Parkinson
Multiple sclerose (MS)


















Slide 25 - Diapositive

Wat is Tetraplegie?
A
Verlamming armen en benen
B
2 zijdige verlamming
C
Paralyse
D
Parese

Slide 26 - Quiz

Zenuwstelsel
Veel stof en moeilijke woorden. 
Kijk dit echt nog goed door. Hier komen 5 vragen over in het examen.

Slide 27 - Diapositive

Medische Terminologie

Slide 28 - Diapositive

Wat is de definitie van een complicatie?




A
Geneesmiddel tegen een ziekte
B
Ongewenste ontwikkeling van een ziekte
C
Vaststellen van een ziekte

Slide 29 - Quiz

Wat is de Latijnse naam voor witte bloedcellen?
A
Erytrocyten
B
Lymfocyten
C
Trombocyten

Slide 30 - Quiz

Medicatie
We zijn bijna klaar!

Slide 31 - Diapositive

Medicatie algemeen
Functie van medicatie:​

Genezen: bijv. antibiotica, ontstekingsremmers ​
Preventief: bijv. vaccinatie, malariapillen, bloedverdunners​
   maar ook desinfectie van een wondje​
Klachtenvermindering: bijv. paracetamol, morfine​
Diagnostiek: bijv. oogdruppels om pupil te vergroten




Slide 32 - Diapositive

Wanneer gebruik je vocht afdrijvende medicatie?
A
Hoge bloeddruk
B
Ontstekingen
C
Reuma

Slide 33 - Quiz

Desinfectie
Soorten desinfectantia: ​
Fungicide: schimmeldodend middel​
Fungistatisch: schimmel remmend middel​
Virucide: virus dodend middel​
Virusstatisch: virusremmend middel​
Bacteriocide: bacterdodend middel​
Bacteriostatisch: bacterieremmend middel​
Sporocide: sporendodend middel

Slide 34 - Diapositive

Wanneer worden cholesterolverlagers/statines voorgeschreven?
A
Diabetes Mellitus
B
Ontsteking
C
Na hartinfacrt
D
Reuma

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Diapositive