Hygiëne

Hygiëne
Devina Gudde 
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

Hygiëne
Devina Gudde 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Micro-organismen
  • Micro = zeer klein
  • Organisme = levend wezen
  • Een micro-organisme is microscopisch klein. 

De meeste micro-organismen zijn onschuldig, maar er kunnen ook ziekteverwekkers tussen zitten. 
Voorbeelden hiervan zijn: griepvirus,  salmonella-bacteriën, E. coli-bacteriën en candida (schimmel).



Slide 3 - Diapositive

Hoe kan een ziekteverloop er uit zien?
  • Acuut: in korte tijd ernstig, duurt niet lang ( griep)
  • Chronisch: vaak sluipend begin, geneest langzaam of niet      ( reuma)
  • Wisselend: bij chronische aandoeningen met perioden waarin de ziekte verergert en vermindert ( MS)



Slide 4 - Diapositive

Wat gebeurt er bij een infectie?
  • Een infectie begint met een besmetting! (binnendringen van micro-organismen)
  • Afweersysteem maakt de micro-organismen onschadelijk.

    hoe doen ze dat????
  • Micro-organismen gaan zich vermeerderen= infectie!



Slide 5 - Diapositive

Op welke manieren/via welke weg kunnen micro-organismen binnendringen?

Slide 6 - Question ouverte

Op welke manieren kunnen micro-organismen binnendringen?
  • Luchtwegen ( hoesten)
  • De mond ( voedsel)
  • De intacte huid ( seksueel overdraagbare aandoeningen)
  • Beschadigde huid ( wonden)
  • Het bloed ( transfusie)





Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Hoe kan een zorgvrager worden besmet (soorten contact)?

Slide 9 - Question ouverte

Hoe kan een zorgvrager worden besmet?
  • Direct contact: van de ene op de andere persoon.
  • Indirect contact: door besmette bron ( bijv. faeces via de hand = kruisbesmetting= kruisinfectie).
  • Lucht: door hoesten of niezen (= druppelinfectie).



Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

BRMO
  • bijzonder resistente micro organismen
  • Veel bacteriën (huid, neus, darmen)
  • Infecties/antibiotica
  • BRMO die resistent is voor de meest gebruikte antibiotica
  • Weinig middelen over voor behandeling
  • Ernstige infecties/overlijden 

Slide 12 - Diapositive

MRSA
  • Methicilline Resistente Staphylococcus aureus 
  • Huidbacterie
  • Ziekenhuisbacterie-> verspreiding zeer snel
  • Weinig middelen over voor behandeling
  • Ernstige infecties of zelfs overlijden

Slide 13 - Diapositive

isolatievormen
Contact isolatie (BRMO, ESBL, NORO, Clostridium)
Druppelisolatie (RS virus, diarree en braken)
Aërogene isolatie  (TBC)
Strikte isolatie ( MRSA)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Handen wassen/handalcohol.


  • Voor contact met de patiënt.
  • Voordat je begint aan een schone handeling(steriel).
  • Contact met lichaamsvloeistof: urine, ontlasting, braaksel etc.
  • Na fysiek contact met de patiënt of omgeving van de patiënt.
  • Verlaten van de kamer van de patiënt.
  • als je handen vuil zijn.
  • voor het (klaarmaken van) eten.
  • na toiletbezoek.
  • na hoesten, niezen in de handen (Tip: nies of hoest in de arm!)


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

De verpleegkundige ontsmet de handen, neemt de pols van bewoner X en helpt nadien bewoner Y om op de rand van het bed te gaan zitten. Wat doe je tussen het cliëntcontact door?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 19 - Quiz

Als verpleegkundige help je de cliënt naar het toilet. Wat doe je ter bescherming?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 20 - Quiz

De verpleegkundige heeft de medicatiekar aangevuld en rijdt met de kar door de gang van kamer tot kamer. Ze verdeelt de medicatie aan de bewoners. Medicatie wordt niet toegediend.
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 21 - Quiz

De verpleegkundige giet urine in het toilet en schrijft nadien de gemeten waarde in het zorgplan.
Wat gebruik je?
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 22 - Quiz

De verpleegkundige neemt de maaltijd van de etenskar op de gang en brengt de maaltijd vervolgens binnen op de kamer van de bewoner.
A
Handalcohol gebruiken
B
Handen wassen
C
Handschoenen gebruiken
D
Geen actie

Slide 23 - Quiz

Hygiëne van een verpleegkundige

Slide 24 - Diapositive

Uniform
Vaak wit.
Kan gewassen worden op 95 graden, niet naar huis meenemen!
Wegwerp: handschoenen of schorten.

Slide 25 - Diapositive

Sieraden

Slide 26 - Diapositive

Persoonlijke hygiëne

Schone kleding
Deodorant
Schone schoenen
Baard verzorgd
Haar schoon/gewassen en opgestoken.

Slide 27 - Diapositive

Smartphone/
tablets 

Veel bacteriën
Phonesoap of smartphone reiniger
Hoesje (eind van je dienst schoonmaken)

Slide 28 - Diapositive