Hoofdstuk 7 oefentoets proefwerk

1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 1 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt uitleggen hoe de aardkorst is opgebouwd uit platen en hoe die ten opzichte van elkaar bewegen.
Je kunt uitleggen hoe langs breuken tussen platen en langs breuken in platen aardbevingen ontstaan.
Je kunt het verschil uitleggen tussen een stratovulkaan en een schildvulkaan.
Je kunt uitleggen hoe een vulkaanuitbarsting werkt en hoe hierbij een modderstroom kan ontstaan.

Opdrachten:
Je kent de topografie van Indonesië (W1).
Je kunt uitleggen waar schildvulkanen en stratovulkanen vooral voorkomen en waarom.
Je kunt beschrijven welke platen bij Indonesië ten opzichte van elkaar bewegen en hoe dit gebeurt.
Je kunt uitleggen waardoor er in Indonesië zowel vulkanen als aardbevingen voorkomen.

Begrippen:   aardbeving, aardkorst, breuk, krater, lava, magma, mid-oceanische rug, modderstroom, plaat, schildvulkaan, stratovulkaan, vulkaan











Slide 2 - Diapositive

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt drie verschillende soorten breuken beschrijven, en hoe daar aardbevingen langs ontstaan.
Je kunt uitleggen waar het epicentrum ligt ten opzichte van de aardbevingshaard.
Je kunt aan de hand van de schaal van Richter beschrijven hoe de schade van een aardbeving toeneemt.
Je kunt uitleggen hoe een tsunami ontstaat.
Je kunt beschrijven hoe de aardbeving en tsunami bij Sendai in Japan verliep en wat de schade hiervan was.

Opdrachten:
Je kunt uitleggen hoe langs breuken aardbevingen ontstaan en hoe de grootte van de breuk invloed kan hebben op de kracht van de aardbeving.
Je kunt verklaren waardoor er in Japan aardbevingen en vulkanen voorkomen.
Je kunt verklaren waardoor er in Nederland aardbevingen voorkomen.

Begrippen   aardbevingshaard, epicentrum, schaal van Richter, tsunami























Slide 3 - Diapositive

Paragraaf 3 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt beschrijven welke gevolgen een tropische orkaan heeft voor de hoeveelheid neerslag, de windkracht en de hoogte van de zee aan de kust.
Je kunt beschrijven welke schade een tropische orkaan kan veroorzaken.
Je kunt uitleggen hoe verschillen in luchtdruk ontstaan en hoe deze verschillen in luchtdruk zorgen voor wind.
Je kunt uitleggen waar en hoe een tropische orkaan ontstaat en wanneer deze ophoudt te bestaan.
Je kunt beschrijven waar en wanneer tropische orkanen op aarde voorkomen en verklaren waarom dat zo is.

Opdrachten:
Je kunt aan de hand van een tekening van een tropische orkaan uitleggen hoe deze werkt.

Begrippen:
aardverschuiving, atmosfeer, dampkring, luchtdruk, modderstroom, oog van de tropische orkaan, tropische orkaan, wind























Slide 4 - Diapositive

Paragraaf 4 Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Je kunt het verschil uitleggen tussen een natuurramp en een menselijke ramp.
Je kunt beschrijven wat mogelijke gevolgen zijn van rampen.

Opdrachten:
Je kunt verklaren waarom in welvarende landen vaak veel economische schade is bij rampen en in minder welvarende landen vaak veel slachtoffers vallen.
Je kunt uitleggen waarom een waarschuwingssysteem belangrijk is bij rampen.
Je kunt uitleggen wat de functie is van een rampenplan.
Je kunt voorbeelden geven van onderdelen van een rampenplan.
Je kunt uitleggen wanneer mensen worden geëvacueerd bij een ramp.

Begrippen:
evacueren, menselijke ramp, natuurramp, rampenplan
























Slide 5 - Diapositive

Hoe wordt het bewegen van platen ook wel genoemd?
A
Aardbevingen
B
Plaatmechanisme
C
Plaattektoniek
D
plaatkoek

Slide 6 - Quiz

Weet je het nog?
Wat is de goede volgorde van binnen naar buiten?
A
Aardkern, aardmantel, aardkorst
B
Aardmantel, aardkorst, aardkern
C
Aardkorst, aardmantel, aardkern
D
Aardmantel, aardkern, aardkorst

Slide 7 - Quiz

Deel van de aardkorst
A
Buitenkern
B
Magma
C
Plaat
D
Breuk

Slide 8 - Quiz

Gesmolten gesteente in de aardmantel
A
Lava
B
Epicentrum
C
Magma
D
Aardkorst

Slide 9 - Quiz

Hoe heten scheuren in de aardkorst
A
breuken
B
scheuren
C
inhammen
D
frontale lijnen

Slide 10 - Quiz

De aardkorst is niet één geheel maar bestaat uit
A
magma
B
lava
C
aardplaten
D
aardbevingen

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de laag van de aarde waarop wij wonen?
A
aardkern
B
aardmantel
C
aardkorst

Slide 12 - Quiz

Wat zie je op deze kaart?
A
Continenten
B
Aardplaten
C
Verschil zee en land
D
Aardkorst

Slide 13 - Quiz

zware aardkorst van zo'n 6 km dik
A
oceanische platen
B
continentale platen

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen lava en magma?
A
Magma is harder dan lava.
B
Lava is warmer dan magma.
C
Lava zit alleen in een vulkaan, magma alleen in de mantel.
D
Lava stroomt buiten de aardkorst, magma binnen de aardkorst.

Slide 15 - Quiz

Waardoor bewegen de platen van de aardkorst?
A
Door de hitte in de kern, gaat het gesteente in de mantel stromen.
B
Door hitte in de mantel gaat de kern smelten.
C
Door vele aardbevingen gaan de platen bewegen
D
Ze drijven op de aardkern

Slide 16 - Quiz

Oceanische plaat
continentale plaat
licht 
zwaar
zee
land
8 km dik
40-80 km dik

Slide 17 - Question de remorquage

langs elkaar
uit elkaar
naar elkaar toe

Slide 18 - Question de remorquage

De oudste ocaanbodem ligt dichtbij de mid-oceanische rug
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Met welke snelheid bewegen deze platen?
A
enkele millimeters per jaar
B
enkele centimeters per jaar
C
enkele meters per jaar
D
enkele kilometers per jaar

Slide 20 - Quiz

mid-oceanische rug
uit elkaar
naar elkaar toe
langs elkaar
Vulkaan
continentaal

Slide 21 - Question de remorquage

Dit is een...
A
...stratovulkaan
B
...schildvulkaan

Slide 22 - Quiz

Dit is een...
A
...stratovulkaan
B
...schildvulkaan

Slide 23 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een stratovulkaan?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Kegelvormig
B
Geplette stratovulkaan
C
Effusief vulkanisme
D
Explosief vulkanisme

Slide 24 - Quiz

Welke vulkaan barst explosief uit?
A
schildvulkaan
B
Stratovulkaan

Slide 25 - Quiz

Een stratovulkaan is hetzelfde als een ....?
A
Kegelvulkaan.
B
Schildvulkaan.

Slide 26 - Quiz

Wat voor soort vulkaan hoort bij de letter B?
A
Schildvulkaan
B
Stratovulkaan
C
Caldeiravulkaan
D
Mid-oceanische rug

Slide 27 - Quiz

Wat voor soort vulkaan hoort bij de letter A?
A
Schildvulkaan
B
Stratovulkaan
C
Caldeiravulkaan
D
Mid-oceanische rug

Slide 28 - Quiz

Wat is er in het oog van de orkaan
A
Windstil en hoge luchtdruk
B
harde wind en lage luchtdruk
C
Windstil en lage luchtdruk
D
Harde wind en hoge luchtdruk

Slide 29 - Quiz

Hoeveel graden is de starttemperatuur van zeewater voor een orkaan?

A
25
B
25,5
C
26,5
D
28

Slide 30 - Quiz

Wat is geen ander woord voor een orkaan?
A
tropisch storm
B
tyfoon
C
tornado
D
hurricane

Slide 31 - Quiz

Wat is een orkaan?
A
een hevige storm
B
harde wind
C
keiharde regen
D
een hagelbui

Slide 32 - Quiz

Hoe ontstaat een orkaan?
A
Botsing van koude en warme lucht op land
B
Botsing van koude en warme lucht op zee
C
Boven warm landlucht van 26,5 graden of meer
D
Boven warm zeewater van 26,5 graden of meer

Slide 33 - Quiz

wat is een tsunami
A
een zeebeving
B
een aardbeving
C
een vloedgolf
D
een vulkaan

Slide 34 - Quiz

Een aardbeving met een kracht van 6 op de schaal van richter is 10 keer zo zwaar als een aardbeving met een kracht van 5 op de schaal van richter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Wat is de aardbevingshaard?
A
Een aardbeving op zee.
B
Daar waar de aardbeving begint, diep in de aardkorst.
C
Daar waar de aardbeving aan het aardoppervlak komt.
D
De kracht van de aardbeving.

Slide 36 - Quiz

Met welke schaal meet je aardbevingen en hoe noem je aardbevingsonderzoekers?
A
Met de schaal van Beaufort en de onderzoekers heten geologen
B
Met de schaal van Beaufort en de onderzoekers noem je seismologen
C
Met de schaal van Richter en de onderzoekers noem je vulkanologen
D
Met de schaal van Richter en de onderzoekers noem je Seismologen

Slide 37 - Quiz

Welke plaatbeweging is dit?
A
Convergent
B
Subductie
C
Divergent
D
Transform

Slide 38 - Quiz

Het punt op het aardoppervlak boven de aardbevingshaard
A
Epicentrum
B
Hypocentrum

Slide 39 - Quiz


Welke plaatbeweging zie je hier?
A
Langs elkaar
B
Naar elkaar toe
C
Uit elkaar

Slide 40 - Quiz

De motor van de plaatbewegingen is
A
het weer
B
de zeestromen
C
de hitte van de aardkern
D
de convectiestromen

Slide 41 - Quiz

Welke plaatbeweging is dit?
A
langs elkaar
B
naar elkaar
C
uit elkaar
D
Onder elkaar

Slide 42 - Quiz

Welke plaatbeweging is dit?
A
langs elkaar
B
naar elkaar toe
C
uit elkaar
D
onder elkaar

Slide 43 - Quiz

Wat zijn orkanen?
A
Kolommen van snel stijgende warme lucht
B
Luchtmassa dat uit koude lucht bestaat
C
Snel draaiende lucht op het land
D
Verwoestende krachten op de oceaan

Slide 44 - Quiz

Orkanen ontstaan
A
boven land
B
boven zee

Slide 45 - Quiz

Wat is geen natuurramp die in Japan kan voorkomen?
A
Aardbeving
B
Vulkaanuitbarsting
C
Tsunami
D
Hongersnood

Slide 46 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een 'menselijke ramp'?
A
Een orkaan
B
Een vulkaan
C
Plastic afval in de zee
D
Terroristische aanval

Slide 47 - Quiz

De gevolgen van de beschadiging van de kerncentrale na de tsunami bij Fukushima is een ...
A
Menselijke ramp
B
natuurramp
C
Allebei
D
geen van beide

Slide 48 - Quiz

Wat houdt evacueren in?
A
Mensen uit een gebied weghalen
B
Een plan voor wanneer er een ramp gebeurd
C
Het plan voor de opbouw van een stad
D
Plan met maatregelen

Slide 49 - Quiz

Is de ramp dat in 2011 gebeurde in Japan een milieu of natuurramp?
A
Natuurramp
B
milieuramp
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 50 - Quiz

Ik geef mezelf voor mijn kennis
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Sondage

Welk cijfer denk je te gaan halen voor dit proefwerk?
110

Slide 52 - Sondage

Waar zou je graag nog meer uitleg over hebben, stel je vraag nu aan de docent!

Slide 53 - Question ouverte