Atoombinding en Vanderwaalsbinding

Binding bij moleculaire stoffen
- Vanderwaalsbinding
- Waterstofbruggen

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Binding bij moleculaire stoffen
- Vanderwaalsbinding
- Waterstofbruggen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Vanderwaalsbinding
  • Ook molecuulbinding genoemd.
  • Dit is de aantrekkingskracht tussen moleculen.
  • Hoe groter het molecuul, des te sterker de vanderwaalsbinding.

Slide 3 - Diapositive

De hoogte van het smelt- en kookpunt van een stof hangt samen met de sterkte van de Vanderwaalsbinding. 

Hoe sterker de Vanderwaalsbindingen tussen moleculen in een stof, hoe hoger het kookpunt van die stof
Conclusie?

Slide 4 - Diapositive

Atoombindingen
  • Tussen atomen binnen een molecuul zitten atoombindingen
  • Atoombindingen worden gevormd door het gedeelde elektronenpaar
  • Als beide atomen even hard aan de elektronen trekken, is het een apolaire atoombinding
  • Als één van de twee atomen harder aan de elektronen trekt dan het andere atoom, is het een polaire atoombinding

Slide 5 - Diapositive

Atoombindingen

Slide 6 - Diapositive

Atoombinding

Slide 7 - Diapositive

ATOOMBINDING EN VANDERWAALSBINDING

Slide 8 - Diapositive

Welke binding verbreekt bij het ontleden van een moleculaire stof?
A
Ionbinding
B
atoombinding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding

Slide 9 - Quiz

Moleculaire stoffen:
A
geleiden stroom in de opgeloste fase
B
zijn opgebouwd uit ionen
C
hebben een laag kookpunt
D
zijn altijd verbindingen

Slide 10 - Quiz

De molecuulmassa van glucose is:
A
180,16 g/mol
B
46,07 g/mol
C
180,16 u
D
46,07 u

Slide 11 - Quiz

Het aantal bindingen dat een atoomsoort aan kan gaan noemen we:
A
covalente binding
B
Atoombinding
C
Vanderwaalsbinding
D
Covalentie

Slide 12 - Quiz

Welke bindingstype(n) wordt/worden verbroken als vloeibaar broom,
verdampt?
Br2(l)
A
Covalente binding
B
Covalente binding en VanderWaalsbinding
C
VanderWaalsbinding
D
Geen binding

Slide 13 - Quiz

De atoombinding tussen een Cl en een H atoom (HCl) is polair, want:
A
Het zijn verschillende atoomsoorten.
B
Beide zijn + geladen, want ze hebben e- in de binding zitten
C
Het Cl-atoom is elektronegatief en het H-atoom niet

Slide 14 - Quiz

Hoe ontstaat een atoombinding
A
Door het delen van neutronen
B
Door kernfusie
C
door het delen van protonen
D
Door het delen van electronen

Slide 15 - Quiz

Wat is een andere naam voor atoombinding?
A
Molecuulbinding
B
Ionbinding
C
Metaalbinding
D
Covalante binding

Slide 16 - Quiz

Rangschik naar oplopend kookpunt:
A
methaan, heptaan, propaan
B
ethaan, butaan,heptaan
C
methaan, butaan,propaan
D
methaan, propaan,ethaan

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo