Les 2 Hoofdstuk 3 Handelskennis

• Marketing
• MBO
• Studiejaar 2

Verkoopkanalen

Programma

Wat weten we nog?

Opgaven vorige keer

Lesdoel

Verwerken.

Afsluiten

Een bedrijf heeft 50 tot 250 medewerkers. behoort het tot:

1. Microbedrijf
2. kleinbedrijf
3. Middelgrootbedrijf
4. grootbedrijf

Hoeveel werknemers heeft en kleinbedrijf?

1. minder dan 10 werknemers
2. 10-50 werknemers
3. 50-250 werknemers
4. meer dan 250 werknemers

Wat wordt binnen de marketing bedoeld met de extra waarde die je moet toevoegen?

1. Customer service aanbieden
2. Producten en diensten aanbieden
3. De prijzen verhogen
4. Jezelf onderscheiden

Wat is de bedrijfskolom?

1. Een verzameling bedrijven die dezelfde producten verkopen
2. De bedrijfskolom geeft de weg aan die goederen afleggen voor ze bij de klant zijn
3. Een ander woord voor branche
4. Een verzameling bedrijven die ongeveer evenveel omzet draaien

Wie zit er niet in de bedrijfskolom?

1. Oerproducent
2. Detailhandel
3. Schakel
4. Consument

Bij branchevervaging worden in jouw branche producten verkocht die uit een andere branche komen

1. waar
2. niet waar

Opdrachten

Opgaven 1 tm 15 hoofdstuk 3

10 minuten maken.

Nakijken

Verkoopkanalen

Winkel en niet-winkelvormen

Winkel:

• Supermarkt
• Speciaalzaak
• Warenhuis
• Kleinwarenhuis
• Varietyshop
• 
  

Omnichannel

Verkopen waarbij verschillende verkoopkanalen op elkaar aansluiten.

VB: Fysieke winkel, website, app, folder/ catalogus, klantenservice of helpdesk

Maken opgaven

Maken vragen 16 tot en met 19

Wat is een niet-winkelvorm

1. discounter
2. speciaalzaak
3. ambulante handel
4. warenhuis

In deze winkel kosten alle producten €2,-.

1. Warenhuis
2. Ambulante-handel
3. Colportage
4. Variety-store