Dag 1 - Wonen

Thema 3 Wonen - DAG 1
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 Wonen - DAG 1

Slide 1 - Diapositive

aan
  • voor wie is het? 
  • zin: Ik schrijf een brief aan mijn broer.
  • zin:  Ik geef de tas aan mijn moeder.
1

Slide 2 - Diapositive

achter
  • achter < > voor
  • aan de andere kant van iets of iemand
  • zin:  De poes zit achter de doos.
  • zin: Ik zit achter in de klas.
2

Slide 3 - Diapositive

al
  • alles
  • allemaal 
  • zin: Ik heb het al gehoord.
  • zinAl zijn broers wonen in Nederland.
3

Slide 4 - Diapositive

ander
  • niet deze
  • niet hetzelfde
  • zin: Ik woon nu in een ander huis.
  • zin: Deze jas is van een ander.
4

Slide 5 - Diapositive

de bank
  • grote stoel voor twee of meer personen
  • de bank - de banken
  • het bankje
  • zin: Ik zit op de bank en kijk tv.
  • zin: Hij valt op de bank in slaap.
5

Slide 6 - Diapositive

het bed
  • slaapplaats 
  • het bed - de bedden
  • het bedje
  • zin: In mijn slaapkamer staat een groot bed.
  • zin: Het is 11 uur, ik ga naar bed.
6

Slide 7 - Diapositive

beneden
  • plaats is lager
  • boven <---> beneden
  • zin: Ik loop naar beneden.
  • zin: De bal rolt naar beneden.
7

Slide 8 - Diapositive

Als ik 's morgens wakker word, ga ik naar .............., maak mijn ontbijt klaar en ga dan naar school.
A
beneden
B
boven
C
achter
D
voor

Slide 9 - Quiz

voor
achter

Slide 10 - Question de remorquage

Ik hang mijn foto ............. de muur boven mijn ..................
1

Slide 11 - Question ouverte

Ik geef nu het boek ............. jou. Jij mag het ........... lezen. Geef je het boek daarna ............ Marieke?
A
aan - gisteren - aan
B
aan - eerst - aan
C
door - eerst - aan
D
aan - nooit - an

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort bij deze plaatjes?
A
op
B
naast
C
onder
D
boven

Slide 13 - Quiz

Ik sta achter ..............
Ik sta ................
A
in - uit
B
voor - achter
C
naast - onder
D
boven - onder

Slide 14 - Quiz

1
Wat hoort er bij: 
beneden?

Slide 15 - Question de remorquage

A - Ik wil een .............. boek lezen.
B - Ik ren ............... hem aan.
C - Ben je nu .......... klaar?
A
A - ander B - agter C - al
B
A - andere B - achter C - al
C
A - ander B - achter C - al
D
A - ander B - al C - achter

Slide 16 - Quiz

Ik woon nu in een ............... stad , in een ................ land, met ........................ mensen om mij heen.
A
andere - ander - redenen
B
ander - luisteren - ander
C
andere - blauw - andere
D
andere - ander - andere

Slide 17 - Quiz

'Al zijn vrienden' betekent ...........
A
alle vrienden die hij heeft
B
zijn vriend heet eigenlijk Albert

Slide 18 - Quiz

De oude vrouw zegt: "Ik ben niet meer zo snel. Ik ben ........ 80 hoor!!!"
A
onder
B
al
C
voorzichtig
D
gisteren

Slide 19 - Quiz

A - Ik ga naar de bank om geld te halen.
B - Ik ga lekker op een bank zitten.
C - Ik lig op de bank als ik moe ben.
Dag 1
5
A
A - goed B - fout C - goed
B
A - goed B - goed C - goed
C
A - fout B - goed C - goed
D
A - goed B - goed C - fout

Slide 20 - Quiz

Dag 1
6
timer
1:00
Hoeveel uur lig jij in bed?

Slide 21 - Carte mentale

Slide 22 - Vidéo