Quiz Werkwoorden TT en VT

Quiz Werkwoorden TT en VT
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Quiz Werkwoorden TT en VT

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de werkwoorden ?
Joris vertelt een verhaal en Rosa luistert.

A
vertelt verhaal
B
verhaal luistert
C
vertelt luistert
D
Joris vertelt Rosa luistert

Slide 2 - Quiz

De auto reed door het rode stoplicht.
A
Tegenwoordige tijd (tt)
B
Verleden tijd (vt)

Slide 3 - Quiz

Ligt de kat op de koelkast?
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 4 - Quiz

De eend zwemt lekker in de vijver.
A
tt
B
vt

Slide 5 - Quiz

De goudstaaf glom in de zon.
A
tt
B
vt

Slide 6 - Quiz

Koppel de tegenwoordige tijd (tt) en verleden tijd (vt)
hij is
hij ging
hij sprong
hij liep
hij had
hij heeft
hij gaat
hij was
hij springt
hij loopt

Slide 7 - Question de remorquage

De tegenwoordige tijd van
'De bouwvakker viel.'

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van:
Ik ben jarig.

Slide 9 - Question ouverte

De verleden tijd van:
'We kiezen lange sommen.'

Slide 10 - Question ouverte

De tegenwoordige tijd van
'Jij beloofde mij een knuffel.'

Slide 11 - Question ouverte