kennisclip werk- en naamwoordelijk gezegde

Welkom!
Werk- en naamwoordelijk gezegde

Wist je dat....

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Werk- en naamwoordelijk gezegde

Wist je dat....

Slide 1 - Diapositive

Wat is een gezegde eigenlijk?
Letterlijk hetgeen wat gezegd wordt in een zin, de echte boodschap.
Bekijk de volgende twee zinnen maar eens goed...

1. Jan gooit een aardappel tegen de muur. (WWG)
2. Jan is een vandaal. (NWG)


Slide 2 - Diapositive

Het gezegde kent maar twee verschillen

Iemand DOET iets.
of
Iemand IS iets.

Eigenschap versus actie

Slide 3 - Diapositive

Wat is een gezegde eigenlijk?
Letterlijk hetgeen wat gezegd wordt in een zin, de echte boodschap.
Bekijk de volgende twee zinnen maar eens goed...

1. Jan gooit een aardappel tegen de muur. (WWG)
2. Jan is een vandaal. (NWG)


Slide 4 - Diapositive

Kan je het verschil tussen deze twee zinnen zien?
WWG of NWG?



1. Mijn moeder is de liefste vrouw op aarde.
2. Mijn moeder zingt prachtig.

In welke zin doet het onderwerp iets en in welk zin is het onderwerp iets?

Slide 5 - Diapositive

Kan je het verschil tussen deze twee zinnen zien?
WWG of NWG?



1. Mijn moeder is de liefste vrouw op aarde. (NWG)
2. Mijn moeder zingt prachtig. (WWG)

In welke zin doet het onderwerp iets en in welk zin is het onderwerp iets?

Slide 6 - Diapositive

Probeer deze zinnen eens te onderscheiden
Schrijf op: NWG of WWG
1. Johannes ging naar de snackbar om patat te halen.
2. De docent promoveerde tot hoogleraar.
3. Sjaakie is blind geworden.
4. Maarten kamde zijn donkerbruine haar.
5. Lisa is een slimme vrouw met drie diploma´s.
6. Annemarie is kampioen in schoonschrijven. 

Slide 7 - Diapositive

Antwoorden:
NWG of WWG
1. Johannes ging naar de snackbar om patat te halen.
2. De docent promoveerde tot hoogleraar.
3. Sjaakie is blind geworden.
4. Maarten kamde zijn donkerbruine haar.
5. Lisa is een slimme vrouw met drie diploma´s.
6. Annemarie is kampioen in schoonschrijven. 

Slide 8 - Diapositive

1. kenmerken werkwoordelijk gezegde
 WWG = persoonsvorm + andere werkwoorden.

Hij zou de opgave gemaakt hebben.


Slide 9 - Diapositive

2. kenmerken werkwoordelijk gezegde
Als er voor een infinitief ‘te’ of ‘aan het’ staat hoort
     dat bij het gezegde.

Hij staat daar te fluiten.
staat te fluiten = werkwoordelijk gezegde.
Op het Cruyff Court is hij aan het spelen.
is aan het spelen = werkwoordelijk gezegde


Slide 10 - Diapositive

3. kenmerken werkwoordelijk gezegde
Bij sommige werkwoorden hoort altijd een wederkerend voornaamwoord. 
Vergissen bijvoorbeeld kan niet zonder voornaamwoord: 
Ik vergis me, wij vergissen ons etc.

 Het voornaamwoord hoort dan bij het gezegde.

Slide 11 - Diapositive

1. kenmerken naamwoordelijk gezegde
  Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee onderdelen.
      Het naamwoordelijk deel en het werkwoordelijk deel.

Het naamwoordelijk deel is de eigenschap die in de zin wordt toegekend. 
 Het werkwoordelijk deel is het koppelwerkwoord waarmee de eigenschap aan het onderwerp gekoppeld wordt.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
De wedstrijd werd een mislukking.

'Werd' koppelt de eigenschap, 
een mislukking, aan het onderwerp.

Werd =                                                werkwoordelijk deel
een mislukking =                           naamwoordelijk deel

Koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen. 

Slide 13 - Diapositive

Maar hoe weet je het nu zeker?
Eigenschapsproef: ...., dat is (ow) jarenlang geweest.
Verroest, dat is de fiets jarenlang geweest.

De fiets is verroest aan de zijkanten.
Is = koppelwerkwoord en werkwoordelijk deel
Verroest = naamwoordelijk deel, de eigenschap van de fie



Slide 14 - Diapositive

Test jezelf!
1. De boer demonstreert.
2. De boer staat vroeg op.
3 De boer is boos op de nieuwe maatregelen.
4. De boer heeft een nieuwe tractor gekocht.
5. De boer teelt wortels en aardappelen.
6. De boer blijft eervol.
7. De boer wordt gewaardeerd. 

Slide 15 - Diapositive

We gaan in de les verder

Slide 16 - Diapositive