Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
WELKOM
3 Kader
Welkom 2KB2
Slide 1 - Diapositive
Afspraken
Mobiel in de bak.
Als de docent praat, luisteren we.
Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
We doen mee in de les.
We maken ons huiswerk.
Slide 2 - Diapositive
Programma van de les 2KB2 23 mei
Programma:
Aanwezigheid
Afronden meervouden goed spellen
Huiswerk
Werkwoorden spellen
Lesdoel:
Ik kan werkwoorden goed spellen.
Slide 3 - Diapositive
Allereerst...
Is iedereen aanwezig?
Slide 4 - Diapositive
Huiswerk
H6: lezen
H6 Taal verzorging Spelling: Over meervouden
opdracht 4,5 en 6
Slide 5 - Diapositive
Nederlands
werkwoordspelling
Slide 6 - Diapositive
Werkwoordspelling
In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.
Slide 7 - Diapositive
Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Infinitief (hele werkwoord)
Bijvoeglijk naamwoord
PV-TT
PV-VT
VD
OD
INF
BN
Slide 8 - Diapositive
Belangrijke vraag
Voor een juiste werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
Heb ik te maken met een persoonsvorm?
Slide 9 - Diapositive
Waarom?
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur..
Slide 10 - Diapositive
Hoe herken je de pv?
De pv past zich aan het onderwerp aan:
Ik neem een Big Mac.
Neem jij een Big Mac?
Jij neemt een Big Mac.
Hij/zij/het neemteen Big Mac.
Wij/jullie/wij nemen een Big Mac.
Slide 11 - Diapositive
Hoe herken je de pv?
De pv verandert van tijd:
Ik neem een Big Mac. Ik smul ervan.
Ik nam een Big Mac. Ik smulde ervan.
Sterk werkwoord, want Zwak werkwoord, want
het verandert van klank. het verandert niet van klank.
Slide 12 - Diapositive
Hoe spel je de persoonsvorm?
In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet spellen.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
de(n) of te(n)?
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.
hele werkwoord -en = stam : branden / surfen
laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand/ surf
nee: de(n): de(n)
ja: te(n): te(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)
Slide 16 - Diapositive
de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee