Kader + Mavo chapitre 1 week 36 passé composé BRON D

Bienvenue! 
Week 36   2 sep-9 sep 2024
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bienvenue! 
Week 36   2 sep-9 sep 2024

Slide 1 - Diapositive

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Diapositive

Programme
L'objectif d'aujourd'hui (het doel van vandaag)
Aan het einde van de les:
 Ken ik woorden die te maken hebben met vakantie, het weer, nationaliteiten en activiteiten.
 Kan ik het werkwoord avoir herkennen en gebruiken.
 Kan ik de passé composé met avoir herkennen en gebruiken.



Slide 3 - Diapositive

In welk land ben je op vakantie geweest? en welke taal heb je daar gesproken?

Slide 4 - Carte mentale

Écouter (luisteren)/Lire (lezen)
Pak je boek op blz. 23
Bekijk de tekst globaal.
  • De titel
  • De plaatjes
  • De kopjes
  • Wat voor soort tekst?

Slide 5 - Diapositive

Wat doe je voordat je een tekst gaat lezen/luisteren?

Slide 6 - Carte mentale

Aan de slag!
Lees de tekst en maak de bijbehorende vragen op blz 22 exercice 5.


timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

Werkvorm: zelfstandig aan het werk
Je gaat aan de slag met het maken van opdracht 6ab en 7.
Ben je hiermee klaar?

Ga dan de woordjes van bron A op blz 50 uit je hoofd leren.
vanuit het FR-NL 

Bonne chance!
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Grammaire D chapitre 1
Deel 1: Avoir

Slide 9 - Diapositive

Avoir (=hebben)
Waarom avoir?
1. Avoir wordt vaak gebruikt om bezit aan te geven (wat je hebt).
2. Het is ook nodig om andere werkwoordstijlen te vormen, zoals de passé composé (voltooide tijd).

Voorbeelden van avoir in zinnen:

J’ai un livre. → Ik heb een boek.
Tu as une pomme. → Jij hebt een appel.
Nous avons un chien. → Wij hebben een hond.

Slide 10 - Diapositive

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 11 - Question de remorquage

Avoir (=hebben) 
Schrijf de vervoegingen van avoir in de tegenwoordige tijd over in je map, in het mapje Frans.

Dit helpt je om ze goed te onthouden.
timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

Au travail! (Aan het werk!)
Wat ga je doen?
Je krijgt een stencil om te oefenen met de juiste vormen van *avoir*.
Als je klaar bent, leg je het op de hoek van je tafel.
Ik geef je dan een nakijkblad om je antwoorden te controleren.
Klaar met nakijken? 
Lever alles in, dan krijg je een moeilijkere oefening om jezelf uit te dagen.

Bonne chance!



timer
15:00

Slide 13 - Diapositive

Grammaire D chapitre 1
Deel 2: Passé composé

Slide 14 - Diapositive

Nu we avoir goed hebben geoefend, gaan we het gebruiken om de passé composé te maken.
De passé composé gebruik je om te vertellen wat er in het verleden is gebeurd. 


Slide 15 - Diapositive

Aujourd'hui
(vandaag)
Hier
(gister)
Demain
(morgen)
Présent
passé composé
Futur

Slide 16 - Question de remorquage

We gaan leren hoe we deze wedstrijd in het verleden beschrijven.
De WK Wedstrijd Marokko - Portugal


Slide 17 - Diapositive

Hoe maak je de passé composé?
Stap 1: 
Je gaat de passé composé maken met
 Avoir:
j'ai                                      nous avons
tu as                                       vous avez
il/elle/on a                                ils/elles ont

Slide 18 - Diapositive

Hoe maak je de passé composé? Stap 2
 1. Begin met het hele werkwoord:
Bijvoorbeeld: regarder (kijken).
2. Verander het werkwoord naar de stam:
Verwijder de eindletter -er van het werkwoord.
De stam van regarder is regard.
3. Voeg -é toe aan de stam:
Voeg -é toe aan de stam om het voltooid deelwoord te maken.
Het voltooid deelwoord van regarder is regardé..

Slide 19 - Diapositive

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 20 - Question de remorquage

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
Dansé
joué
aimé

Slide 21 - Question de remorquage

Evaluatie: Schrijf een zin op in het Frans waarin je de passé composé gebruikt. Gebruik het werkwoord danser.

Slide 22 - Question ouverte

en Angleterre=
A
Nederland
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Duitsland

Slide 23 - Quiz

Evaluatie
Noem 2 woorden op die je hebt onthouden uit de les.

Slide 24 - Diapositive

Het huiswerk
(Af)maken opdracht 6ab,7 en 16
+ Leren voca A blz 50 FR-NL en herhalen voca A op blz 53

Slide 25 - Diapositive