Past Simple or Present Perfect??

Past Simple / Present Perfect
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Past Simple / Present Perfect

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les:
* Weet je het verschil tussen de Past Simple en de Present Perfect
* Weet je welke signaalwoorden bij welke tijd horen
* Kun je in een zin de goede tijd (Past Simple of Present Perfect) invullen

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je de Past Simple?
Bij activiteiten/gebeurtenissen in het verleden die afgelopen zijn. Vaak staat er bij wanneer iets gebeurde.
Examples:
I broke my leg in 2014 (4 jaar geleden, je bent nu weer beter)
I met my boyfriend last summer (afgelopen zomer, het ontmoeten is afgelopen)


Slide 3 - Diapositive

Wanneer gebruik je de Present Perfect?

* bij gebeurtenissen in het verleden die nu nog bezig zijn
* bij ervaringen in het verleden (datum is onbelangrijk)
Examples:
I can't run, I have broken my leg. (been is nog steeds gebroken)
I have known my boyfriend for 5 days. (je kent hem nog steeds)
I have been to London six times. (ervaring, datum niet belangrijk)

Slide 4 - Diapositive

Verschil present perfect en past simple
  • Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
  • Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden:


Present perfect: already, for, since, how long


Past simple: last year, yesterday, in 2010, an hour ago (etc)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 8 - Quiz

We have known each other for three years now.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 9 - Quiz

I ...... that film yet.
A
didn't see
B
haven't seen

Slide 10 - Quiz

........ to Paris yet?
A
Did they go
B
Have they been

Slide 11 - Quiz

He ..... there yesterday morning.
A
went
B
has gone

Slide 12 - Quiz

....... her for three years.
A
I didn't see
B
I haven't seen

Slide 13 - Quiz

He ..... there since 2015
A
lived
B
has lived

Slide 14 - Quiz

I .... him an hour ago.
A
saw
B
have seen

Slide 15 - Quiz

I .... him a present on his birthday
A
gave
B
have given

Slide 16 - Quiz

The player ..... last Sunday
A
didn't play
B
hasn't played

Slide 17 - Quiz

I .... in London in 2016
A
lived
B
have lived

Slide 18 - Quiz

He ...... to Paris last week
(fly)

Slide 19 - Question ouverte

...... yesterday?
A
Did your cat die
B
Has your cat died

Slide 20 - Quiz

Zelf zinnen schrijven
Bij elke zin vraag je je af:
Staat er wanneer iets gebeurde?
Zo ja: gebruik de Past Simple
Zo nee: gebruik de Present Perfect
(houd je aantekening erbij, zodat je weet hoe je deze tijden moet schrijven)
Succes!

Slide 21 - Diapositive

We .... the party last Friday
(not enjoy)

Slide 22 - Question ouverte

Where .... you this morning?
(to be)

Slide 23 - Question ouverte

Where is John? I ..... him yet.
(not see)

Slide 24 - Question ouverte

He .... home late last night
(come)

Slide 25 - Question ouverte

We ..... to France last summer
(go)

Slide 26 - Question ouverte

What have you learnt?
Je weet het verschil tussen de Past Simple en Present Perfect en kunt dit toepassen, vaak met behulp van de signaalwoorden

Slide 27 - Diapositive

Ging het goed? Of vond je het juist lastig? Vertel dat hier:

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive