Oefentoets werkwoorden

Oefentoets werkwoorden (klas 1)
Lesstof: 
- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)
- haben / sein 
- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt geoefend met behulp van "versterk jezelf" --> zie studiewijzer 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets werkwoorden (klas 1)
Lesstof: 
- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)
- haben / sein 
- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt geoefend met behulp van "versterk jezelf" --> zie studiewijzer 

Slide 1 - Diapositive

Voor je gaat beginnen... 
Schrijf je de rijtjes van de werkwoorden op. 
Dat helpt je tijdens het maken van de toets! 

Doe het uit je hoofd. 

Slide 2 - Diapositive

Alles opgeschreven?
Dan gaan we beginnen. Vul bij de volgende opgaven alleen het juiste werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te nemen. 

Slide 3 - Diapositive

1. Zwakke werkwoorden 

Slide 4 - Diapositive

(wohnen)
Mit wem ......... du in Kampen?

Slide 5 - Question ouverte

(spielen)
Ich ......... jeden Tag am Computer.

Slide 6 - Question ouverte

(heißen)
Wie ....... du?

Slide 7 - Question ouverte

(kaufen)
Ihr ...... viel zu viel Schuhe!

Slide 8 - Question ouverte

(arbeiten)
Matthijs .......... jeden Samstag.

Slide 9 - Question ouverte

(warten)
Ihr ....... um die Ecke.

Slide 10 - Question ouverte

(hören)
Hast du diese tolle Musik ..........?

Slide 11 - Question ouverte

(zijn)
Ich ...... 12 Jahre alt.

Slide 12 - Question ouverte

(hebben)
Wie viele Geschwister ........ du?

Slide 13 - Question ouverte

(hebben)
Ihr ..... 30 Minuten Zeit.

Slide 14 - Question ouverte

(zijn)
Wir ...... ein halbes Jahr auf das Gymnasium.

Slide 15 - Question ouverte

(hebben)
Levi ...... ein neues Handy gekauft.

Slide 16 - Question ouverte

(zijn)
Herr Meijer, ....... Sie schon lange Lehrer?

Slide 17 - Question ouverte

(kunnen)
Du ........ gut Fußball spielen.

Slide 18 - Question ouverte

(mogen)
Wir ........ nach 9 Uhr nicht mehr draußen sein.

Slide 19 - Question ouverte

(weten)
Ich ..... nicht, wie spät es ist.

Slide 20 - Question ouverte

(graag willen)
Was ........... du trinken?

Slide 21 - Question ouverte

(willen)
Ihr ....... natürlich gerne Deutsch lernen.

Slide 22 - Question ouverte

(lusten)
Er ........ Pizza.

Slide 23 - Question ouverte

(moeten)
Puck ....... ihre Hausaufgaben noch machen.

Slide 24 - Question ouverte

Dat waren de vragen.... Ging het goed? Heb je vertrouwen in de toets? Welke onderdelen moet je nog beter leren?

Slide 25 - Question ouverte

Viel Erfolg!
Succes met de laatste voorbereidingen. Bij vragen, kan je me altijd chatten!

Slide 26 - Diapositive