Oefentoets werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Meting werkwoorden 

Lesstof: 

- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)

- haben / sein 

- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt doorgelezen of geoefend 

Alles opgeschreven?

Dan gaan we beginnen. Vul bij de volgende opgaven alleen het juiste werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te nemen. 

zwakke werkwoorden 

(wohnen)
Mit wem ......... du letztes Jahr in Kampen?

(spielen)
Ich ......... jeden Tag am Computer.

(heißen)
Wie ....... du?

(kaufen)
Ihr ..... viel zu viele Schuhe .........!

(arbeiten)
Matthijs .......... jeden Samstag.

(warten)
Ihr ....... um die Ecke auf mich.

(hören)
.... wir diese tolle Musik noch einmal, Frau Brugge?

haben/sein/werden

(zijn)
Ich ...... 12 Jahre alt.

(hebben)
Wie viele Geschwister ........ Frau Brugge?

(hebben)
Ihr ..... gestern 30 Minuten Zeit für die Aufgabe.

(zijn)
Wir ...... schon einen Monat zu Hause.

(worden/zullen)
Levi ...... ein neues Handy kaufen.

(zijn)
Herr Meijer, ....... Sie schon lange Lehrer?

modale werkwoorden

(kunnen)
Ich ........ als Kind gut Fußball spielen.

(mogen)
Wir ........ nach 9 Uhr nicht mehr draußen sein.

(weten)
Ich .....jetzt nicht, wie spät es ist.

(graag willen)
Was ........... du trinken?

(willen)
Ihr ....... in den Ferien sehr gerne Deutsch lernen. ;)

(lusten)
Er ........ Pizza.

(moeten)
Puck ....... gestern Abend ihre Hausaufgaben noch machen.

Welk onderdeel ging goed?

Welk onderdeel ging nog niet zo goed? Hoe komt het?

Na deze les wil ik graag....

nog een keer uitleg

extra oefenen

uitleg en oefenen

verder met het volgende onderwerp