1.3.3 punt, vraagteken, uitroepteken, dubbele punt, aanhalingsteken

Herhaling vraagteken
Staat aan het eind van een vraagzin.

Ga je mee naar buiten?
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling vraagteken
Staat aan het eind van een vraagzin.

Ga je mee naar buiten?

Slide 1 - Diapositive

Moet er een punt of een vraagteken achter de zin?
Gijs heeft een vis
A
.
B
?

Slide 2 - Quiz

Moet er een punt of een vraagteken achter de zin?
Hij heet Sjaak
A
.
B
?

Slide 3 - Quiz

Moet er een punt of een vraagteken achter de zin?
Waar is de vis
A
.
B
?

Slide 4 - Quiz

Moet er een punt of een vraagteken achter de zin?
Ik zie hem niet
A
.
B
?

Slide 5 - Quiz

Moet er een punt of een vraagteken achter de zin?
Zwemt hij achter het plantje
A
.
B
?

Slide 6 - Quiz

Moet er een punt of een vraagteken achter de zin?
Waar liggen mijn sleutels
A
.
B
?

Slide 7 - Quiz

Herhalen ? !
? | aan het eind van een vraagzin
Bijv. Ga je mee naar buiten?

! | aan het einde van een bevel of uitroep
Bijv. Juf Merel roept: "Nu aan de slag!"


Slide 8 - Diapositive

Herhalen :
: | geeft aan dat er informatie aan komt

Bijv. Ik ga op vakantie en ik neem mee: handdoek, slippers en een zonnebril. --> opsomming

Bijv. De juf zegt: "We gaan hard oefenen." --> citaat


Slide 9 - Diapositive

Herhalen "
" | geeft een citaat aan (iets wat iemand letterlijk zegt).
Het stukje tekst wat door iemand gezegd wordt schrijf je tussen aanhalingstekens. 
 "Wil je het nog eens zeggen?" vraagt Joep.
Imke zegt: "Nee, dat wil ik niet."




Slide 10 - Diapositive

? of !
Heb je de kikkerdril al gezien

A
?
B
!

Slide 11 - Quiz

? of !
Waar heb je die dan gezien
A
?
B
!

Slide 12 - Quiz

? of !
Nou ja, denk na
A
?
B
!

Slide 13 - Quiz

? of !
In de sloot bij ons achter natuurlijk
A
?
B
!

Slide 14 - Quiz

Achter welk woord moet de :
Omar zegt Ik wil later piloot worden

Slide 15 - Question ouverte

Achter welk woord moet de :
Zijn zus zegt verbaasd Dat lukt jou niet!

Slide 16 - Question ouverte

Achter welk woord moet de :
Hij antwoordt Waarom zou dat niet lukken?

Slide 17 - Question ouverte

Welk stuk moeten tussen "
Hij knikt en zegt Dat is waar
A
Hij knikt
B
Dat is waar

Slide 18 - Quiz

Welk stuk moeten tussen "
Ik weet een leuk raadsel, vertelt Faruk
A
Ik weet een leuk raadsel
B
vertelt Faruk

Slide 19 - Quiz

Welk stuk moeten tussen "
Kom maar op, zegt Tim
A
Kom maar op
B
zegt Tim

Slide 20 - Quiz

Welk stuk moeten tussen "
Faruk vraagt Weet jij nog iets leuks?
A
Faruk vraagt
B
Weet jij nog iets leuks?

Slide 21 - Quiz

Welk stuk moeten tussen "
Lachend zegt hij Nee ik weet niks.
A
Lachend zegt hij
B
Nee ik weet niks.

Slide 22 - Quiz

Welk stuk moeten tussen "
Oké jammer zegt Tim
A
Oké jammer
B
zegt Tim

Slide 23 - Quiz

Welk stuk moeten tussen "
Dit is de laatste vraag zegt juf Merel
A
Dit is de laatste vraag
B
zegt juf Merel

Slide 24 - Quiz

Welk onderdeel ging het best?
. ? ! : "

Slide 25 - Carte mentale