Werkwijze: In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
havo-3 chapitre 3
Werkwijze: In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
Slide 1 - Diapositive
Répéter: grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over de passé composé met avoir & être.
Dit gebruik je om iets aan te geven wat je in het verleden hebt gedaan. Tot nu toe hebben jullie dit steeds toegepast met het hulpwerkwoord 'avoir', maar jullie gaan dat vanaf dit hoofdstuk ook kunnen met het werkwoord 'être'
We gaan eerst wat dingen kort herhalen, daarna volgt de 'nieuwe' uitleg.
Avoir j'ai eu, tu as eu, etc. Être j'ai été, tu as été, etc. Faire j'ai fait, tu as fait, etc. Prendre j'ai pris, tu as pris, etc.
Slide 4 - Diapositive
De passé composé: het hulpwerkwoord être (het voorbeeld 'aller')
Aller betekent gaan (dus we gebruiken être als hulpwerkwoord, net zoals het Nederlands).
je suis allé(e) tu es allé(e) il est allé elle est allée on est allé(e)(s) nous sommes allé(e)s vous êtes allé(e)(s) ils sont allés elles sont allées
Slide 5 - Diapositive
De passé composé met être: wanneer een extra letter?
Slide 6 - Diapositive
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (avoir)
Je n'_____ pas ________ de bonnes notes.
Slide 7 - Question ouverte
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (aller)
Ma mère _____ ________ parler avec mon prof principale.
Slide 8 - Question ouverte
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (finir)
Il _____ ________ les testes.
Slide 9 - Question ouverte
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (entendre)
Vous_____ ________ l'annonce à la télé?
Slide 10 - Question ouverte
grammaire H
In het Nederlands kunnen we op bepaalde vragen het antwoord korter maken.
Bijvoorbeeld: Ken jij de film van de Luizenmoeder al? Ja, ik ken hem.
We vervangen het lijdend voorwerp door een ander woord. Dit kan in het Frans ook. Neem de volgende slides over.
Slide 11 - Diapositive
Grammaire H: hoe werkt het?
In het lijdend voorwerp moet altijd een zelfstandig naamwoord staan (of een naam). Je kijkt simpelweg naar het geslacht hiervan. Daarna vervang je het lijdend voorwerp door een van de lidwoorden.
Enkelvoud & mannelijk? --> le Enkelvoud & vrouwelijk? --> la Enkelvoud & klinker/stomme h? --> l' Meervoud? --> les
Slide 12 - Diapositive
Grammaire H: de plaats in de zin
Als je de zin gaat herschrijven, plaats je het lidwoord (le/la/l'/les) altijd terug in de zin. Maar waar? Hiervoor zijn 2 regels.
Basisregel Het lidwoord staat altijd voor het eerste werkwoord in de zin. Bijvoorbeeld: Je mange le sandwich. Je le mange.
Maar: als er een heel werkwoord in de zin staat, staat het lidwoord hiervoor! Bijvoorbeeld: Je vais mangerle sandwich. Je vais le manger.
Slide 13 - Diapositive
Vervang het onderstreepte zinsdeel door een lidwoord. Schrijf de hele zin op.
Tu connais les chansons de Maître Gims?
Slide 14 - Question ouverte
Vervang het onderstreepte zinsdeel door een lidwoord. Schrijf de hele zin op.
Ils vont chanter la Marseillaise.
Slide 15 - Question ouverte
Vervang het onderstreepte zinsdeel door een lidwoord. Schrijf de hele zin op.
J'ai vu Vincent.
Slide 16 - Question ouverte
Vervang het onderstreepte zinsdeel door een lidwoord. Schrijf de hele zin op.
Nous avons aimé ce film de science-fiction.
Slide 17 - Question ouverte
Les devoirs
Komende les: - Proefwerk chapitre 3
Apprendre (leren): - voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans) - phrases clés C & G (Nederlands-Frans) - grammaire D (de passé composé met avoir/être) - grammaire H (lijdend voorwerp vervangen door le/la/l'/les)