Tussenstop 1

pag. 60
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

pag. 60

Slide 1 - Diapositive

Oefenen op:
  • woordenschat T1
  • synoniem/antoniem
  • acroniem
  • homoniemen
nadien een test

Slide 2 - Diapositive

Woordenschat
  • Inoefenen - Geef het kaartje door. 10'
  • Spelletjes - zoek het woord 15'
  • Individueel oefenen 15'
bijlage Diddit
-> Tussenstop 1

Slide 3 - Diapositive

Loop door de klas
woordenschat inoefenen
timer
10:00
met je kaartjes

Slide 4 - Diapositive

Zet je per twee
Verzin een leuke korte teamnaam!
timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Anagram
= letterkeer 
= een woord of zin, gevormd uit de letters van een ander woord of een andere zin maar in een andere volgorde.
-> wordt gebruikt voor de lol of voor pseudoniem, woordspelletjes of codes.

Slide 6 - Diapositive

 walzdnep
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

ronde
timer
1:00

Slide 8 - Diapositive

egelstal
timer
1:00

Slide 9 - Diapositive

sertinis
timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

aildoroog
timer
1:00

Slide 11 - Diapositive

Vorm een woord (5)
Gebruik je woordenlijst

Slide 12 - Diapositive

Geef de betekenis
  • affiniteit 
  • drentelen
  • delinquent
  • bedrijvig
  • ordinair
  • uitgekiend
  • interesse voor
  • heen en weer lopen
  • iemand die een overtreding begaat
  • druk, levendig
  • normaal, gewoon
  • tot in het detail uitgedacht

Slide 13 - Diapositive

vraag 3 voorlopig niet
--> Woordsoorten zien we november.

Slide 14 - Diapositive

team 1-4
team 2-5
team 3-6
timer
2:00
pag. 61

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

code
doortastend
empathisch
fatsoen
FOMO
gareel
onthutst
prat
streamingsdienst

Zoek de woorden op die je niet begrijpt.
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Wat zijn dus...
  1. Synoniemen
  2. Acroniem
  3. Homoniemen
  4. Antoniemen
1. Woorden die dezelfde betekenis hebben.
2. Een afkorting die je uitspreekt als een woord.
3. Woorden met eenzelfde spelling (uitspraak) maar met een andere betekenis.
4. Woorden met een tegengestelde betekenis.
definitie

Slide 18 - Diapositive

Oef. 6
  • aan de grond genageld
  • voormalige
  • affiniteit
  • neuroloog
  • phishing
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Deel 2 voorlopig niet
--> Werkwoorden zien we volgende les.

Slide 20 - Diapositive

Oefen verder op:
1. Woordenschat 

2. BW op synoniem, antoniem, homoniem
SS/oefeningen/taalsysteem
kaartjes/duo

Slide 21 - Diapositive

Toets tussenstop 1
Wanneer?

Wat moet je kennen?
  • woordenschat + woorden uit L10 (oef.4- pag.102)
  • synoniem/ antoniem/ homoniem/acroniem

Slide 22 - Diapositive