1hv - Ch 7 - E (Ch6) & klok

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

kopieën voor Hailey & Julian

BIENVENUE!

Montre-moi tes devoirs:

ex 16c,d - 17 - 19, page 98

les devoirs

1hva: mardi 11 juin, 5e uur

1hvc: mercredi 12 juin, 2e uur

• Apprendre (= leren) bron A,B,E,F - Ch. 7  & ÊTRE & AVOIR
• Faire (= maken): ex 7 & 8, page 130/131
• Controleer je antwoorden

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!

Bonjour!          

le but d'aujourd'hui: 

écouter & klokkijken

Qu'est-ce qu'on va faire?

• rappel le verbe FAIRE
• kloktijden
• les jeunes détectives
• être-avoir-diploma

je fais du foot

elle fait des crêpes

tu fais du shopping

nous faisons une photo

ils font un vlog

vous faites les devoirs

qu'est-ce que tu fais?

faire 

• MAKEN, DOEN                      je fais une pizza, je fais la vaiselle
  
  
• combi met activiteit         faire du sport, faire du shopping
  
  
• het weer                                 il fait chaud, il fait froid, il fait beau
  

Apprendre: le verbe FAIRE

• Bron D, page 121

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!
• schrijven, mindmap, eerst woordjes kleuren die lijken op het Nederlands, tekenen...

quizlet FAIRE

Il est deux heures.

1. Het is twee uur.
2. Het is half twee.
3. Het is vier uur.
4. Het is half vier.

Il est deux heures et demie.

1. Het is twee uur.
2. Het is half twee.
3. Het is vier uur.
4. Het is half drie.

Il est deux heures et quart.

1. Het is twee uur.
2. Het is half twee.
3. Het is kwart over twee.
4. Het is kwart voor twee.

Il est deux heures moins le quart.

1. Het is twee uur.
2. Het is half twee.
3. Het is kwart over twee.
4. Het is kwart voor twee.

Het is tien voor drie .

1. C'est trois heures moins dix.
2. Il est trois heures dix.

Het is vijf over drie .

1. C'est trois heures moins cinq.
2. Il est trois heures cinq.

Het is half vijf.

1. C'est quatre heures.
2. Il est quatre heures.
3. Il est quatre heures et demie.
4. Il est cinq heures et demie.

Vertaal: Het is twee uur.

Il est midi.

1. Het is twee uur.
2. Het is half twee.
3. Het is twaalf uur 's middags.
4. Het is twaalf uur 's nachts.

Il est minuit.

1. Het is twee uur.
2. Het is half twee.
3. Het is twaalf uur 's middags.
4. Het is twaalf uur 's nachts.

Quelle heure est-il?

1. Waar is hij?
2. Hoe laat is het?
3. Wat gaat hij doen?
4. Hoe laat is hij?

Fais ex 22b & c

page cent-six

les jeunes détectives (Ch 6)

Eén tweetal gaat naar .......? Hoe?

Andere tweetal gaat naar ....? Hoe?

Wat kom je te weten over Philippe Durand?

Wat vertelt de winkelier / buurman?

tot 2.00 min:

één tweetal gaat naar ....? hoe?

andere tweetal gaat naar?

tot 5.00 min:

Wie i

ik ben = 

jij bent = 

hij / zij is = 

wij zijn = 

wij zijn = 

jullie zijn = 

zij zijn = 

ik heb = 

jij hebt = 

hij / zij heeft = 

wij hebben = 

wij hebben = 

jullie hebben = 

zij hebben = 

ik ben = 

jij bent = 

hij / zij is = 

wij zijn = 

wij zijn = 

jullie zijn = 

zij zijn = 

ik heb = 

jij hebt = 

hij / zij heeft = 

wij hebben = 

wij hebben = 

jullie hebben = 

zij hebben = 

eind vd les

un

deux

trois

quatre

cinq

six

dix

vingt

trente

quarante

cinquante

soixante

Hoeveel is...?

en dan....rekenen!

69 = soixante-neuf                

70 = soixante-dix                80 = quatre-vingts

71 = soixante-et-onze       81 = quatre-vingt-un

72 = soixante-douze         82 = quatre-vingt-deux

79 = soixante-dix-neuf     89 = quatre-vingt-neuf

                                                     90 = quatre-vingt-dix

100 = cent

Hoeveel is...?

À la fin du cours:

• Stoel aanschuiven.
• Rommel? In prullenbak.

• Rustig lokaal uit.