Grammatica H1 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Grammatica H1

Deze les

- Uitleg theorie

- Maken opdrachten

Zinnen ontleden

Stappenplan

Stappenplan

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

De ouders van Stan hebben een nieuw huis voor hem gekocht.

Zinnen ontleden

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

De ouders van Stan hebben een nieuw huis voor hem gekocht.

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

De ouders van Stan hebben een nieuw huis voor hem gekocht.

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

4. Benoem het onderwerp

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

4. Benoem het onderwerp

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

4. Benoem het onderwerp

5. Benoem het lijdend voorwerp

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

4. Benoem het onderwerp

5. Benoem het lijdend voorwerp

6. Benoem het meewerkend voorwerp.

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Stappenplan

1. Onderstreep de persoonsvorm

2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem het werkwoordelijk gezegde

4. Benoem het onderwerp

5. Benoem het lijdend voorwerp

6. Benoem het meewerkend voorwerp.

l De ouders van Stan l hebben l een nieuw huis l voor hem l gekocht. l

Ga aan de slag

Maken opdracht 1 t/m 7 van 2.7 Grammatica