4H neu - Grammatik - (Wechsel-)präpositionen II

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H4 - Grammatik - (Wechsel-)präpositionen herh

Die Prüfung - 

welche Grammatik?

1) Naamvallen: der-Gruppe en ein-Gruppe 

2) Voorzetsels (+3e & 4e nv)

3) Keuzevoorzetsels

4) Werkwoorden met een vaste nv

Benodigde kennis

• Je kent de der-groep & ein-groep in de 1e, 3e, 4e naamval.
• Je kent de vaste voorzetsels met de 3e en 4e naamval.
• Je kent de keuzevoorzetsels met de 3e/4e naamval én je kent de regels voor het kiezen van 3e of 4e nv.
• Je kent de werkwoorden die een vaste nv nemen en welke

Planung

Weißt du es noch? Grammatik: 

• Wechselpräpositionen mit dem 3. oder 4. Fall
• Der-Gruppe 
• Ein-Gruppe

 

       

Benodigde voorkennis

• Je kent de keuzevoorzetsels met de 3e of 4e naamval.
• Je kent de der-groep & ein-groep in de 1e, 3e, 4e naamval.

Leerdoel

• Ik kan de juiste naamvallen in het Duits toepassen
  

Welche Präpositionen stehen im 3. Fall?

Welche Präpositionen stehen im 4. Fall?

Ich fahre mit .... Zug (m) nach München.

1. der
2. den
3. dem
4. die

Ohne .... (mijn) Lieblingsmusik ( v) kann ich nicht lernen.

1. meinen
2. meiner
3. mein
4. meine

Hoe belangrijk de naamvallen zijn voor de communicatie blijkt wel uit bovenstaande afbeeldingen.

Keuzevoorzetsels 

(Wechselpräpositionen)

• in: in, over
• an: aan, op
  
• auf: op
  
• hinter: achter
  
• vor: voor
• neben: naast
  
• zwischen:tussen
• über: boven
  
• unter: onder
  

* vaak kan je aan het werkwoord zien of er sprake is van ergens zijn (3e) of beweging (4e).

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).

1. dem
2. den

Antwoord + uitleg:

Vertaald: Het boek ligt op de tafel.

op = keuzevoorzetsel

Je kunt vragen 'waar'? 

Antwoord: ligt op de tafel. Dus 3e naamval.

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).

3de naamval -> der (1)                 dem (3).

3e of 4e naamval:

Unsere Schule liegt in einer Stadt.

1. 3e
2. 4e

3e of 4e naamval:

Sabine stellt die Schuhe in den Schrank.

1. 3e
2. 4e

Grammatik: Voorzetsels

Machen: Learnbeat: Grammatik Wechselpräp.

Zeit: diese Stunde und Zuhause

Hausaufgaben: Aufgaben fertigmachen