H4 Meervoud

Meervoud
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Meervoud

Slide 1 - Diapositive

Zelfstandig naamwoorden kunnen in het enkelvoud staan of meervoud. Als je er meervoud van wil maken moet je per woord bekijken hoe je het dan moet schrijven. Dat kan namelijk op verschillende manieren:

leeuw --> leeuwen  (+en)
melodie --> melodieën (+ën)
datum --> datums of data (meerdere meervoudsvormen)
studie --> studies ( +s)


Slide 2 - Diapositive

Meervoud -en
De meeste woorden krijgen in het meervoud -en aan het einde erbij. Kijk maar:

-leeuw --> leeuwen
-baard --> baarden
stoel --> stoelen
trui --> truien

Slide 3 - Diapositive

LET OP! Soms moet je het woord iets veranderen. Kijk maar:

braam --> bramen  (dus geen braamen)
huis --> huizen        (dus niet huisen)
mug --> muggen     (dus niet mugen)
brief --> brieven      (dus niet briefen)

Slide 4 - Diapositive

Meervoud -s
Sommige woorden krijgen een -s extra aan het einde:

aapje --> aapjes
studie --> studies
café --> cafés


Slide 5 - Diapositive

Let op! Woorden die een -s aan het einde krijgen kun je soms verkeerd uitspreken. Kijk maar:
duo --> duos
drama --> dramas           DIT IS DUS FOUT
massa --> massas 

Wat is dan wel goed?
duo's                              Woorden krijgen dan een
drama's                                      apostrof (')
massa's 

Slide 6 - Diapositive

Afkortingen die je als losse letters uitspreekt, krijgt in het meervoud altijd -’s.
Kijk maar:

cd --> cd's
BMW --> BMW's
tv --> tv's

Slide 7 - Diapositive

Meervoud -ë of -ën
Bij een woord dat eindigt op -ee of -ie, gebruik je een trema. Bijvoorbeeld:
zee → zeeën 
melodie → melodieën 
Als de klemtoon niet op de -ie valt, komt er alleen een -n, dus geen -en. 
Denk wel om de trema! Bijvoorbeeld: 
bacterie → bacteriën.
olie → oliën
porie → poriën

Slide 8 - Diapositive

Let op!
Het trema komt altijd op de laatste -e. 
Kijk maar:

-drieën
-strategieën
-ideeën

Slide 9 - Diapositive

Bijzondere gevallen 1
Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen.
Bijvoorbeeld:

-datum --> datums of data (GEEN data's)
museum --> museums of musea (GEEN musea's)
weide --> weiden of weides


Slide 10 - Diapositive

Bijzondere gevallen 2
Sommige zelfstandig woorden hebben een bijzonder meervoud. Kijk maar: 

-zeeman --> zeelui
-technicus --> technici

Slide 11 - Diapositive

Sommige woorden kennen geen meervoud, zoals koffie en melk. Ken jij er nog meer? Noem er twee.

Slide 12 - Question ouverte

Hoe spel je het volgende woord in het meervoud: frisbee
A
frisbeen
B
frisbeeën
C
frisbeën
D
frisbeeen

Slide 13 - Quiz

Hoe spel je het woord strategie in het meervoud?
A
strategieen
B
strategieën
C
strategiën
D
strategieeen

Slide 14 - Quiz

Wat kun je doen als je twijfelt over hoe je een woord moet schrijven?

Slide 15 - Question ouverte

maken:
Planning H4 meervouden
Maak de opdrachten ook echt via deze planning!

Klaar:- extra opdrachten 
- werken aan je presentatie




Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo