herhaling telwoorden

herhaling telwoorden en reden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

herhaling telwoorden en reden

Slide 1 - Diapositive

afspraken
- 1 waarschuwing daarna laptop dicht
- niet door de klas heen praten
- stille vingers

Slide 2 - Diapositive

lesdoel
Aan het einde van de les heb ik geoefend met telwoorden en de reden van een argument zoeken.

Slide 3 - Diapositive

planning
- telwoorden uitleggen 
- quiz via LessonUp
- reden uitleggen 
- opdracht

Slide 4 - Diapositive

(Hoofd)telwoorden
- geven een aantal of nummer aan 
- Bijv. getallen als vijf, miljoen, drieëntwintig.
- Veel en weinig en hun trappen van vergelijking (veel - meer - meest). 
- De woorden enige, enkele, ettelijke, menig(e), sommige, verscheidene, verschillende, genoeg, voldoende

Rangtelwoord
- geven de rangorde in een reeks aan
- de of -ste aan een bepaald hoofdtelwoord toe te voegen
- achtste, tiende, twintigste.
- Bij één hoort het rangtelwoord eerste, bij drie hoort derde. 
- laatste, middelste, hoeveelste en zoveelste.

Slide 5 - Diapositive

Wat is een hoofdtelwoord?
A
Een hoofdtelwoord is een woord dat aangeeft hoeveel of hoeveelste iets is.
B
Een hoofdtelwoord is een woord dat aangeeft wat iets is.
C
Een hoofdtelwoord is een woord dat aangeeft wanneer iets is.
D
Een hoofdtelwoord is een woord dat aangeeft waar iets is.

Slide 6 - Quiz

Welk woord is een hoofdtelwoord?
A
Gaan
B
Mooi
C
Vier
D
Huis

Slide 7 - Quiz

Wat is een rangtelwoord?
A
Een rangtelwoord geeft de volgorde of positie van iets aan.
B
Een rangtelwoord geeft de leeftijd van iets aan.
C
Een rangtelwoord geeft de kleur van iets aan.
D
Een rangtelwoord geeft de grootte van iets aan.

Slide 8 - Quiz

Welk woord is een rangtelwoord?
A
Blauw
B
Eerste
C
Drie
D
Auto

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen een hoofdtelwoord en een rangtelwoord?
A
Een hoofdtelwoord geeft de hoeveelheid aan, terwijl een rangtelwoord de volgorde aangeeft.
B
Een hoofdtelwoord geeft de tijd aan, terwijl een rangtelwoord de nationaliteit aangeeft.
C
Een hoofdtelwoord geeft de kleur aan, terwijl een rangtelwoord de leeftijd aangeeft.
D
Een hoofdtelwoord geeft de grootte aan, terwijl een rangtelwoord de locatie aangeeft.

Slide 10 - Quiz

De eerste trein vertrekt om 7:00 uur. Welk woord past in deze zin?
A
telwoord
B
rangtelwoord

Slide 11 - Quiz

Er zijn vijf appels in de mand. Welk woord past in deze zin?
A
rangtelwoord
B
telwoord

Slide 12 - Quiz

Mijn broer is als vierde geëindigd. Welk woord past in deze zin?
A
rangtelwoord
B
telwoord

Slide 13 - Quiz

reden

Slide 14 - Diapositive

Wat is een reden? Kan je een voorbeeld geven aan mij?

Slide 15 - Carte mentale

Reden
Ik heb besloten om vanmiddag naar de kapper te gaan (uitspraak), omdat ik mijn haren nu echt te lang vind (reden).


- signaalwoorden
- wat is hier het signaalwoord?



Slide 16 - Diapositive

Opdracht
Schrijf in je spellingschrift op een legen pagina waarom jij vindt dat jij op het leerplein mag zitten.  
Gebruik hierbij:
- 3 redenen (onderstreep ze)
- signaalwoorden (omcirkel ze)
- netjes schrijven
- creatieve reden, vind ik leuk

Slide 17 - Diapositive

Welk cijfer krijgt de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Geef de les Tips en Tops

Slide 19 - Question ouverte