Les H2 week 7

• spaans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Leerdoelen

• ik kan de tijd in het Spaans geven

• ik kan met de tijd over mijn schoolvakken vertellen

Son las ... 

Es la ... 

Es la ... 

Son las ...

Het is ... 

precies / exact

kwart over

half

kwart voor

La hora (vrouwelijk)= het uur 

Vraag:

¿Qué hora es? (hoe laat is het)

Antwoord:

2- 12 uur : Son las dos, tres,...

1 uur : Es la una

y = en

menos= min

y= hele uur en minuten bij tellen

menos= je begint af te trekken van het hele uur dat het gaat worden

Hoe laat gaat het worden? dan begin je af te trekken 

Let op:

Son las dos = Het is twee uur

A las dos = Om twee uur

¿Qué hora es? - Son las tres.         
Hoe laat is het? - Het is drie uur.

A qué hora vamos al cine? - A las diez.

Om hoe laat gaan we naar de bios? - Om tien uur.

Leer dit verschil goed!

VOORBEELD!

¿Qué hora es? (hoe laat is het?)

¿Qué hora es?

1. son las dos y media
2. son las una y media
3. es las una y media
4. es la una y media

¿Qué hora es?

Son las cinco y media. 

Son las tres (en punto).

Son las seis y diez. 

Son las ocho menos veinticinco.

¿Qué hora es?
9:40

1. a las nueve y cuarenta
2. son las diez menos veinte
3. son las nueve menos veinte
4. es la nueve menos cuarto.

¿Qué hora es?
17:15

1. es las cinco y cuarto
2. son las cinco y cuarto
3. son las cinco en punto
4. son las cinco y media

¿Qué hora es?
10:30

1. es las diez y treinta
2. son las diez menos veinte
3. son las diez y media
4. son las once y media

Son las diez y diez

Son las tres en punto

Son las cuatro menos veinte

Son las ocho y veinte

Son las doce y cuarto

Hoe laat is het?
4:30 am

Hoe laat is het?
9:00 am

Hoe laat is het?
2:45 pm

Hoe laat is het?
1:00 pm

Hoe laat is het?
6:20 pm

hoe laat is het nu?
geef jouw antwoord in hele woorden

¿A qué hora tiene....? (hoe laat heeft hij...?)

¿Tiene biología el lunes? (heeft hij biologie op maandag?)

WB deel B

blz. 17 opdr. 18, 19 ABC

 Las partes del día

español	holandés
todos los días	elke dag
por la mañana	in de ochtend / s’ ochtends
por la tarde	in de middag / s’ middags
por la noche	in de avond / s’ avonds

om aan te geven om welke deel van de dag het gaat

Leerdoelen

Je leert de dagen van de week.

Los días de la semana

Bij de dagen van de week gebruik je altijd het bepaald lidwoord.

el - eenmalige gebeurtenis

los - terugkerende gebeurtenis

- El lunes tengo clase de español.

- Los lunes tengo clase de español.

- El domingo no estudio.

- Los domingos no estudio.

maandag

woensdag

dinsdag

vrijdag

zaterdag

donderdag

zondag

Lunes

Miércoles

Martes

Jueves

Sábado

Viernes

Domingo

Ik kan nu: klokkijken, twee schoolvakken benoemen en twee dagen van de week benoemen

😒🙁😐🙂😃