Ch3GH

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Le programme
Révision verbe être
H: grammaire

Slide 2 - Diapositive

ÊTRE

Slide 3 - Diapositive

Vul in: Je
A
est
B
sont
C
es
D
suis

Slide 4 - Quiz

Vul in: nous
A
sont
B
suis
C
sommes
D
êtes

Slide 5 - Quiz

Vul in: ils
A
suis
B
être
C
sont
D
est

Slide 6 - Quiz

Vertaal: la blague
A
de mop
B
het ding
C
de blaar
D
ik ook

Slide 7 - Quiz

Vertaal: encore
A
ik ook
B
geven
C
nog
D
Kerst

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

H: Grammaire (p.126)
Het bezittelijk voornaamwoord.
In het Frans hangt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord af van het zelfstandig naamwoord dat volgt.

C'est mon prof d'anglais. 
C'est ma copine Manon.
J'adore mes amis

Slide 10 - Diapositive

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik heb een grote hond.
B
Ik heet Jan.
C
Dat zijn mijn ouders.
D
Heb jij een nieuwe fiets?

Slide 11 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
JOUW hond
JULLIE huis
ONZE vrienden
HAAR auto
etc.

Slide 12 - Diapositive

En in het Frans?
"Mijn" heeft 3 vertalingen:



voor mannelijke woorden (le)
voor vrouwelijke woorden (la)
voor meervoudswoorden (les)
MON
MA
MES
le stylo
la maison
les parents
C'est mon stylo.
C'est ma maison.
Ce sont mes parents.

Slide 13 - Diapositive

Vertaal: "Dat zijn MIJN boeken."

Ce sont ___ livres.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 14 - Quiz

Vertaal "Dat is MIJN zus."

C'est ___ soeur.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 15 - Quiz

Vertaal: "Luc is MIJN broer."


Luc est ___ frère.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 16 - Quiz

tante
parents
père
mon
ma
mes

Slide 17 - Question de remorquage

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Diapositive

Attention!
Dat is zijn zus.
C'est ________ soeur.

Wat is hier het juiste bezittelijke voornaamwoord?
Kijk in je schema!

Slide 19 - Diapositive

Attention!
Dat is zijn zus.
C'est SA soeur.

Want:
(1) zijn/haar = SON - SA - SES
(2) zus = een vrouwelijk woord (LA soeur)
Dus: SA


Slide 20 - Diapositive

Et maintenant?
Lucas is haar broer.
Lucas est _______ frère.

?

Slide 21 - Diapositive

Et maintenant?
Lucas is haar broer.
Lucas est SON frère.

(1) haar = SON - SA - SES
(2) frère = mannelijk, dus SON

Slide 22 - Diapositive

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 23 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 24 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin (m).
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 25 - Quiz

Vul in: (Mijn) amis vont au collège.
A
mon
B
mes
C
ma

Slide 26 - Quiz

Vul in: (onze) collège, c'est le Greijdanus
A
nos
B
notre

Slide 27 - Quiz

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk e vrouwelijk is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 28 - Diapositive

Ex. 32a

Slide 29 - Diapositive

Au travail!
Exercices à faire: 
Ex.30abcd
Ex. 31abd
Ex. 32ab
Ex. 33a



Chapitre 3
H: Grammaire

Slide 30 - Diapositive