Le pronom possessif

Le pronom possessif - 
Het bezittelijk voornaamwoord
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Le pronom possessif - 
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel:
- Aan het einde van de les begrijp ik het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord

- Aan het einde van de les heb ik geoefend met apprendre 1 tm 5 Unité 2 voor SO maandag. 

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
haar, zijn
B
zij, hij
C
mijn, jouw
D
jullie, onze

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon livre.      = Het is mijn boek.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

Slide 5 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le livre           C'est mon livre.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 6 - Diapositive

mannelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijk vnw
mon  livre 
ton livre   
son livre  











mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses












mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses

Slide 7 - Diapositive

vrouwelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijke vnw
ma   chambre 
ta chambre
sa chambre











mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses












mijn  
mon 
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
haar/ zijn  
son
sa
ses

Slide 8 - Diapositive

meervoud 
mes parents
tes parents 
ses parents

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 10 - Diapositive

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son école.         = Dat is zijn/haar school.


Slide 11 - Diapositive

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (zijn) parents.
A
tes
B
mes
C
ses
D
les

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Paul est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ses
D
mon

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
1, Prof Holwerdalaan est ... (zijn) adresse .
A
ta
B
ton
C
mes
D
son

Slide 15 - Quiz

(Jouw) ami est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 16 - Quiz

(Haar) frère est très intelligent.
A
Son
B
Sa
C
Ton
D
Ta

Slide 17 - Quiz

(Zijn) parents sont très sévères
A
son
B
tes
C
ses

Slide 18 - Quiz

Questions?
Oui? --> geef ze in de chat

niet voor iedereen > mail AKG

Slide 19 - Diapositive

quizlet.live 
gebruik de volgende code: 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien