12 sept Dronten

Welkom
Lezen
timer
30:00
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 200 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Lezen
timer
30:00

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- filmpje kijken en luisteren
- luisteren oefening
- zinsvolgorde herhaling
- vraagwoorden herhaling
- niet of geen
- zelfstandig werken
- sport


Slide 2 - Diapositive

12

Slide 3 - Vidéo

01:08
Wat zijn ze aan het doen?
A
boodschappen uitpakken
B
werken
C
verhuizen
D
vrienden bezoeken

Slide 4 - Quiz

01:14
Zijn ze blij, waar ze wonen?

Slide 5 - Question ouverte

01:43
Wie is Samira?
A
De zus van Koen
B
De dochter van Koen en Adita
C
De dochter van Daan
D
De zoon van Rik

Slide 6 - Quiz

01:47
Op welk nummer komen Koen, Adita en Samira wonen?
A
105
B
150
C
501
D
505

Slide 7 - Quiz

02:53
Hoe drinkt Adita haar thee?
A
met veel suiker
B
met weinig suiker
C
zonder suiker

Slide 8 - Quiz

03:14
Wat betekent proficiat, denk je?
A
wat jammer
B
leuk
C
gefeliciteerd
D
wat erg

Slide 9 - Quiz

03:36
Adita is zwanger. Krijgt ze een zoon of een dochter?
A
een zoon
B
een dochter

Slide 10 - Quiz

04:43
Hoe komt de jongen naar de Molenstraat?
A
rechtdoor, 1e rechts, 2e links
B
rechtdoor, 2e rechts
C
rechtdoor, 1e links, 2e rechts
D
rechtdoor, 2e links, 1e rechts

Slide 11 - Quiz

05:21
Wat is een adreswijziging doorgeven?
A
Een nieuw adres doorgeven.
B
Vertellen dat je gaat verhuizen.
C
Vertellen dat je een andere woning wil.

Slide 12 - Quiz

05:41
Waarom kan Koen niet doorgeven aan de gemeente dat hij een nieuw adres heeft?

Slide 13 - Question ouverte

06:24
Tot hoe laat is de dienst vandaag open?
A
14.00 uur
B
zes uur in de middag
C
16.00 uur

Slide 14 - Quiz

07:25
Wat zijn buren?
A
Mensen die samenwonen.
B
Mensen die naast elkaar wonen.
C
Mensen die in dezelfde stad wonen.

Slide 15 - Quiz

verhuizen
naar rechts
buren
zwanger

Slide 16 - Question de remorquage

Was dit moeilijk?
ja
nee

Slide 17 - Sondage

Was dit leuk?
ja
een beetje
nee

Slide 18 - Sondage

luisteren
Je maakt zo een oefentoets. 
Je luistert het hele stukje af en dan klik je op het goede antwoord. 
Druk op controleer! 
Dat is belangrijk, omdat je antwoord anders niet wordt meegeteld.
Daarna klik je op volgende.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

weet je het nog?

Slide 21 - Diapositive

Klinkers?

Slide 22 - Carte mentale

Medeklinkers?

Slide 23 - Carte mentale

Meervoud

Slide 24 - Diapositive

Het meervoud
Eén is enkelvoud
Twee of meer is meervoud

Let op: lidwoord altijd DE.
Het meisje --> de meisjes

Slide 25 - Diapositive

Meervoud met -en
Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voeten
één wang - twee wangen
één arm - twee armen
één tand - tien tanden

Je maakt het meervoud vaak met -en

Slide 26 - Diapositive

Let op woorden met een korte klank!
één pan - vier pannen
één lip - twee lippen
één zus - vijf zussen
één bed - drie bedden

Slide 27 - Diapositive

Wat is het meervoud van bord?

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het meervoud van taart?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het meervoud van kip?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het meervoud van vinger?

Slide 31 - Question ouverte

Let op woorden met een lange klank!
één been - twee benen
één oog - twee ogen
één muur - vier muren
één raam - vijf ramen 

Slide 32 - Diapositive

Let op! de laatste letters 'f' en 's'!
- Is de laatste letter een ? Je schrijft het meervoud met een v.
één neef - twee neven
één vijf - vijf vijven 

- Is de laatste letter een s ? Je schrijft het meervoud met een :
één huis - vier huizen
één prijs - drie prijzen 

Slide 33 - Diapositive

Wat is het meervoud van brief?

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het meervoud van straat?

Slide 35 - Question ouverte

Wat is het meervoud van doos?

Slide 36 - Question ouverte

Wat is het meervoud van school?

Slide 37 - Question ouverte

MEERVOUD met -S
Soms maak je het meervoud anders. 
 Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.

één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters

Slide 38 - Diapositive

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 39 - Question ouverte

Wat is het meervoud van ijsje?

Slide 40 - Question ouverte

Wat is het meervoud van badkamer?

Slide 41 - Question ouverte

Wat is het meervoud van oven?

Slide 42 - Question ouverte

meervoud op -s
meervoud op -en
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
gang
kamer
bed
zaal
kleed
brief
jongen

Slide 43 - Question de remorquage

MEERVOUD met - 'S
Soms schrijf je het meervoud met 's.
Dit doe je na de klinkers: a, o, u, i, y  
Dit doe je NIET bij de klinker: e

één oma - twee oma's
één baby - twee baby's
één ski - drie ski's

Slide 44 - Diapositive

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 45 - Quiz

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 46 - Quiz

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 47 - Quiz

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 48 - Question de remorquage

Onthouden:
Meervoud:
1) Meestal   - en achter het woord 
2) Na -e, -el, -er, -en op -s
en 3)  de onregelmatige leer je uit je hoofd.

HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'DE'

Slide 49 - Diapositive

Nieuwsbegrip
Klaar? Disk, Lowan, Diglin.....


Slide 50 - Diapositive

Tot de volgende keer!

Slide 51 - Diapositive