Meervoud

Enkelvoud / meervoud
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Enkelvoud / meervoud

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00
Som 4 klinkers op.

Slide 2 - Carte mentale

timer
1:00
Som 10 medeklinkers op.

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Vidéo

Meervoud met -en
Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voeten
één wang - twee wangen
één arm - twee armen
één tand - tien tanden

Je maakt het meervoud vaak met -en

Slide 5 - Diapositive

Let op woorden met een korte klank!
één pan - vier pannen
één lip - twee lippen
één zus - vijf zussen
één bed - drie bedden

Slide 6 - Diapositive

Het meervoud
Eén is enkelvoud
Twee of meer is meervoud

Let op: lidwoord altijd DE.
Het meisje --> de meisjes

Slide 7 - Diapositive

Wat is het meervoud van bord?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het meervoud van taart?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het meervoud van kip?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het meervoud van vinger?

Slide 11 - Question ouverte

Let op woorden met een lange klank!
één been - twee benen
één oog - twee ogen
één muur - vier muren
één raam - vijf ramen 

Slide 12 - Diapositive

Let op! de laatste letters 'f' en 's'!
- Is de laatste letter een ? Je schrijft het meervoud met een v.
één neef - twee neven
één vijf - vijf vijven 

- Is de laatste letter een s ? Je schrijft het meervoud met een :
één huis - vier huizen
één prijs - drie prijzen 

Slide 13 - Diapositive

Wat is het meervoud van brief?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het meervoud van straat?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het meervoud van doos?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het meervoud van school?

Slide 17 - Question ouverte

MEERVOUD met -S
Soms maak je het meervoud anders. 
 Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.

één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters

Slide 18 - Diapositive

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het meervoud van ijsje?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het meervoud van badkamer?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het meervoud van oven?

Slide 22 - Question ouverte

meervoud op -s
meervoud op -en
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
gang
kamer
bed
zaal
kleed
brief
jongen

Slide 23 - Question de remorquage

MEERVOUD met - 'S
Soms schrijf je het meervoud met 's.
Dit doe je na de klinkers: a, o, u, i, y  
Dit doe je NIET bij de klinker: e

één oma - twee oma's
één baby - twee baby's
één ski - drie ski's

Slide 24 - Diapositive

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 25 - Quiz

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 26 - Quiz

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 27 - Quiz

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 28 - Question de remorquage

Onthouden:
Meervoud:
1) Meestal   - en achter het woord 
2) Na -e, -el, -er, -en op -s
en 3)  de onregelmatige leer je uit je hoofd.

HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'DE'

Slide 29 - Diapositive