Formatieve toets 1.2
1 / 22
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land
Slide 2 - Quiz
Hoe groter de 'buik' van de Lorenzcurve is, hoe...
A
meer de inkomens ongelijk verdeeld zijn
B
meer de inkomens gelijk verdeeld zijn.
Slide 3 - Quiz
Noem de 6 marketinginstrumenten (P's)
Slide 4 - Question ouverte
Wat houdt de werkgever nog in van mijn brutoloon?
Slide 5 - Question ouverte
Inkomen in natura
Inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
Overdrachts
inkomen
Kleedgeld
Spullen of goederen
Rente
Winst
Slide 6 - Question de remorquage
Netto inkomen is inkomen nadat ____ er is afgehaald:
A
aftrekposten
B
belastingen en premies
C
bruto-uitkeringen (pensioen, WW, ezv)
D
heffingskorting
Slide 7 - Quiz
Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen
Slide 9 - Quiz
Je loon is 1.500 euro en stijgt met 5%. Bepaal de groeifactor en bereken daar het nieuwe loon
Slide 10 - Question ouverte
Mijn loon stijgt met 2,5%. Hoeveel bedraagt de groeifactor?
A
1,25
B
1,025
C
1,0025
D
1,00025
Slide 11 - Quiz
Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de Lorenz curve aan?
(kijk naar de paarse lijn)
Wat geeft de Lorenz curve aan?
(kijk naar de paarse lijn)
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen
Slide 12 - Quiz
De inkomensverschillen
bij Janet zijn ....... dan bij
Jos
bij Janet zijn ....... dan bij
Jos
A
kleiner
B
groter
Slide 13 - Quiz
Wat wordt met inkomensverschillen bedoeld?
A
dat je salaris steeds kan veranderen
B
verschillen in inkomen
C
verschillen in salaris tussen verschillende beroepen
D
verschillen tussen uitgaven en inkomsten
Slide 14 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van oorzaken voor inkomensverschillen
A
Leeftijd en ervaring
B
Opleiding en scholing
C
Verantwoordelijkheid
D
man/vrouw
Slide 15 - Quiz
Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land
Slide 16 - Quiz
Een shirt van € 35 wordt 40% goedkoper.
Bereken met behulp van een groeifactor de nieuwe prijs. Laat berekening zien.
Bereken met behulp van een groeifactor de nieuwe prijs. Laat berekening zien.
Slide 17 - Question ouverte
Het uurloon van € 9,60 wordt 5% hoger.
Bereken met behulp van een groeifactor de nieuwe prijs. Laat berekening zien.
Bereken met behulp van een groeifactor de nieuwe prijs. Laat berekening zien.
Slide 18 - Question ouverte
Er zijn 371.000 werklozen. Dat aantal stijgt met 1,3%.
Bereken met behulp van een groeifactor het nieuwe aantal werklozen. Laat berekening zien.
Bereken met behulp van een groeifactor het nieuwe aantal werklozen. Laat berekening zien.
Slide 19 - Question ouverte
Overdijk heeft 13.300 inwoners. De bevolking krimpt met 1,4%.
Bereken met behulp van een groeifactor het nieuwe aantal inwoners.
Laat berekening zien.
Bereken met behulp van een groeifactor het nieuwe aantal inwoners.
Laat berekening zien.
Slide 20 - Question ouverte
Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen
