aan elkaar of los? vwo 3

Aan elkaar of los?
Het 'aaneen' of 'los' schrijven van woorden gaat regelmatig verkeerd bij schrijfopdrachten


 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Aan elkaar of los?
Het 'aaneen' of 'los' schrijven van woorden gaat regelmatig verkeerd bij schrijfopdrachten


 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat gaat er mis?
Naar aanleiding van de reorganisatie ben ik opzoek naar een nieuwe baan.

Slide 3 - Diapositive

Een spellingcontrole weet helemaal niks van aan elkaar of los. Kijk goed wat je bedoelt:




Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

één ding = één woord
het hangt soms ook van de betekenis af: 
een lange afstandsloper 
een langeafstandsloper

Slide 7 - Diapositive

Wat is goed?
A
de coronamaatregel
B
de corona maatregel

Slide 8 - Quiz

Wat is goed?
A
mbo-opleiding
B
MBO opleiding
C
MBO-opleiding
D
mbo opleiding

Slide 9 - Quiz

Je zet een koppelteken als je klinkers uit elkaar wilt houden die samen een eigen klank kunnen vormen en bij een combinatie afkorting-zelfstandig naamwoord:
npo-programma, bol-opleiding, tv-uitzending

ou: radio-uitzending 

 oo: polo-overhemd

eu: camouflage-uniform 

 ei: goede-ideeënhandelaar 

Slide 10 - Diapositive

Wat is goed?
A
lange termijnplanning
B
lange termijn planning
C
langetermijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 11 - Quiz

Wat is het langste woord dat jij kent?

Slide 12 - Question ouverte

wat is goed?
A
meervoudigepersoonlijkheidsstoornis
B
meervoudige persoonlijkheidsstoornis
C
meervoudigepersoonlijkheids stoornis
D
meervoudige-persoonlijkheidsstoornis

Slide 13 - Quiz

Ik wil ten minste een zes voor Nederlands halen.
A
tenminste
B
ten minste

Slide 14 - Quiz

Tenminste
Tenminste wordt gebruikt als je “in ieder geval” of “althans” bedoelt. Je schrijft ten minste als je “minimaal”, “minstens” of “op z'n minst” bedoelt. 

Als je het niet weet: Google dan gewoon op 'tenminste of ten minste' en weet je welke schrijfwijze het moet zijn. 

Slide 15 - Diapositive


A
nek-aan-nekrace
B
nek aan nek race
C
nek aan nekrace
D
nek-aan-nek-race

Slide 16 - Quiz

Als je een samenstelling maakt met een afkorting of teken:
55+-kaart, dvd-speler, 230V-aansluiting


Als je een samenkoppeling maakt, een vaste woordgroep met één betekenis:
een kant-en-klare oplossing, een vergeet-mij-nietje, het staakt-het-vuren


Slide 17 - Diapositive


A
vierentwintiguurs service
B
vierentwintiguursservice
C
vierentwintiguurs-service
D
vierentwintiguurservice

Slide 18 - Quiz

Je zet een spatie als je een samenstelling maakt met een cijfer:
1 aprilgrap, 5 eurobiljet, 24 uursservice
 
Als het cijfer in letters wordt uitgeschreven, zijn dit soort samenstellingen één woord: achtuurjournaal, driegangendiner, eenaprilgrap, twee-euromunt (streepje vanwege klinkerbotsing), vijftigeurobiljet, enz. is iedereen het dus eens. Bij getallen onder de twintig en hele tien- en honderdtallen heeft het uitschrijven in letters de voorkeur.

Slide 19 - Diapositive

  Als je een samenstelling maakt met een naam:
Marco Borsatoliedje, Tweede Kamerlid, Johan Cruijffschaal

Slide 20 - Diapositive

De oud burgemeester/oud-burgemeester was verslaafd aan roken

A
oud-burgemeester
B
oud burgemeester
C
oude-burgemeester

Slide 21 - Quiz

Voorvoegsels: 
niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- 

krijgen in een samenstelling dat streepje: 

niet-roker, oud-leerling, chef-kok, interim-directeur, assistent-manager

Slide 22 - Diapositive

Wat is het verschil tussen 
1) grote teennagel en
2) groteteennagel

Slide 23 - Diapositive

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 24 - Quiz

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 25 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 26 - Quiz

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 27 - Quiz

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 28 - Quiz

de eindstand

Slide 29 - Diapositive

Lees zelf de theorie op blz 204
En maak dan opdracht 1,  3 op blz 205

Slide 30 - Diapositive