Thema 3 BS 8, bloedgroepen

1 / 42
suivant
Slide 1: Vidéo
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 2 - Diapositive

Wat is angina pectoris?

Slide 3 - Question ouverte

Wat verhoogt de kans op een hartinfarct?
A
Hoge bloeddruk
B
Lage bloeddruk

Slide 4 - Quiz

Wat is een dotterbehandeling?

Slide 5 - Question ouverte

Lucas: drinkt 10 glazen bier op zaterdag. De rest van de week niets.
Tim: drinkt 5 dagen per week 2 bier, twee dagen niets.
Bij wie zal de alcohol waarschijnlijk de meest nadelige effecten hebben?
A
Lucas
B
Tim
C
Haha bier.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer? 
Antigeen en Antistof?

Slide 8 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer? Antigeen en Antistof
Antigeen en Antistof?

Slide 9 - Diapositive

Antigenen
Alle cellen hebben antigenen aan de buitenkant:
  • De antigenen aan de buitenkant van je eigen cellen zijn lichaamseigen
  • Ziekteverwekkers hebben andere antigenen dan jouw eigen cellen, die zijn lichaamsvreemd

Slide 10 - Diapositive

witte bloedcellen
lymfocyten(=soort witte bloedcel) maken antistoffen 

Slide 11 - Diapositive

Antistoffen passen op de antigenen van de indringer en sluiten deze in, waardoor deze onschadelijk wordt gemaakt.

Slide 12 - Diapositive

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 13 - Diapositive

Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die er niet zijn. Dit is aangeboren.




Slide 14 - Diapositive

Klontering
Als je anti-B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


(Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen).




Slide 15 - Diapositive

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 16 - Diapositive

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A

Slide 17 - Diapositive

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 18 - Diapositive

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 19 - Diapositive

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

De antistoffen uit het donorbloed spelen maar een verwaarloosbare rol, het gaat vooral mis door de antistoffen bij de ontvanger!




Slide 20 - Diapositive

Algemene donor?
Algemene acceptor?

Slide 21 - Diapositive

Trucje
Een makkelijke manier om dat te onthouden is de afbeelding hiernaast!

Slide 22 - Diapositive

Bloedgroepen verdeling over de wereld

Slide 23 - Diapositive

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen

Slide 24 - Question de remorquage

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 25 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Vidéo

Aan welke bloedgroep kan O geven?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 28 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 29 - Quiz

Klontering
Als je antiB en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 30 - Diapositive

Klontering
A = linkerdruppel
B = rechterdruppel

Na toevoegen van anti-A of anti-B vindt er wel of geen klontering plaats

Slide 31 - Diapositive

Klontering
P

A = geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
A

Slide 32 - Diapositive

Klontering
Q

A = niet geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
B

Slide 33 - Diapositive

Klontering
R

A = geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
AB

Slide 34 - Diapositive

Klontering
S

A = niet geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
O

Slide 35 - Diapositive

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 36 - Quiz

Bedenk of het bloed gaat klonteren
- Patient met bloedgroep A krijgt bloed van een donor met bloedgroep B
- Patient met bloedgroep AB krijgt bloed van een donor met bloedgroep B
- Patient met bloedgroep 0 krijgt bloed van een donor met bloedgroep A
- Patient met bloedgroep B krijgt bloed van een donor met bloedgroep 0
- Patient met bloedgroep A krijgt bloed van een donor met bloedgroep AB

Slide 37 - Diapositive

Waar slaat die + en die - dan op?
AB+? O-?

(Extra; hoef je niet te leren)

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Slide 40 - Diapositive

-Maken 3.8
-Afsluiting t/m minimaal opdracht 8

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo