H2E questions & negative sentences 2

H2E questions & negative sentences
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H2E questions & negative sentences

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Afspraken
Je zit op een vaste plek.
Je steekt je vinger op als je een vraag hebt/iets wilt zeggen.
Huiswerk en materialen zijn in orde.
Als je zelfstandig aan het werk ben, ben je stil aan het werk.

2e waarschuwingen, 3e waarschuwing nablijven.

Slide 3 - Diapositive

Afspraken
Je zit op een vaste plek.
Je steekt je vinger op als je een vraag hebt/iets wilt zeggen.
Huiswerk en materialen zijn in orde.
Als je zelfstandig aan het werk ben, ben je stil aan het werk.

2e waarschuwingen, 3e waarschuwing nablijven.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Nakijken huiswerk
Wat: 
blz. 80/81 opdrachten 1, 2, 3, 4  

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Aan het einde van de les

kan ik zinnen vragend en negatief maken.

Slide 9 - Diapositive

'to be'
1. You ... very attractive.
2. They ... always very nice to me.
3. My sister ... happy.
4. I ... fond of cats. 
5. Jim and John ... best friends.

Slide 10 - Diapositive

ja/nee-vragen
Zoals de naam al zegt, zijn ja/nee-vragen, vragen die je met ja of nee kunt beantwoorden.

Are you in my class? - Yes, I am.

Can you get me a drink? - No, I can't. 

Slide 11 - Diapositive

ja/nee-vragen met am, are, is en can
Wanneer am, are, is of can in de zin staat, kun je een vraagzin maken door am, are, is en can  vooraan in de zin te zetten. 

They are the students.                               - Are they the students?
She is really nice.                                          - Is she really nice?
I can eat a lot of food.                                 - Can I eat a lot of food?
We can go to the cinema.                         - Can we go to the cinema?


Slide 12 - Diapositive

Ja/nee-vragen met andere werkwoorden
Je gebruikt do of does om een vraagzin te maken met alle andere werkwoorden. 
Na do of does komt de persoon/personen, en dan het hele werkwoord.
Bijvoorbeeld:
  • Do you like to play a game?
  • Do they walk with the dog often?
  • Does she like them?
  • Does it have tentacles?

Slide 13 - Diapositive

Quick practise
Stepping Stones

Do exercise 36 (page 109)
Done? Do excerise 35 and/or 37 (page 108/109).
Help: Grammar 4 (page 109)
How: alone

timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

negations​
ontkenningen

Slide 15 - Diapositive

Ontkenningen (not/n't)
In een ontkennende zin staat in het Engels het woordje not of n't in de zin. Bij am, are, is en can krijg je dan:
  • They are the students.              - They are not/aren't students.
  • She is really nice.                         - She is not/isn't nice.
  • I can eat a lot of food.                - I cannot/can't eat a lot of food.
  • We can go to the cinema.       - We cannot/can't go to the cinema. 

Slide 16 - Diapositive

Ontkenningen (don't/doesn't)
Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, gebruik is don't of doesn't. Deze twee komen tussen de persoon en het werkwoord.
Bijvoorbeeld:
  • I have a dog.                                            - I don't have a dog.
  • We like that teacher.                            - We don't like that teacher.
  • He likes coffee.                                      - He doesn't like coffee.
  • It wags its tail.                                        - It doesn't wag its tail. 

Slide 17 - Diapositive

Grammar – to be (zijn) - negations​
Ik ben niet
I am not​
Jij bent niet
You are not​
Hij is niet
He is not​
Zij is niet
She is not​
Het is niet
It is not​
Wij zijn niet
We are not​
Jullie zijn/ U bent niet
You are not​
Zij zijn niet
They are not

Slide 18 - Diapositive

Negations to be - Short versions
Ik ben niet
I'm not​
Jij bent niet
You're not​ - You aren't
Hij is niet
He's not​ - He isn't
Zij is niet
She's not​ - She isn't
Het is niet
It's not​ - It isn't
Wij zijn niet
We're not​ - We aren't
Jullie zijn/ U bent niet
You're not​ - You aren't
Zij zijn niet
They're not - They aren't

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

https://www.youtube.com/shorts/kkhpF3jbf8A?feature=share
https://www.youtube.com/shorts/lADV33JB1DE?feature=share
https://www.youtube.com/shorts/uyQRAcuQjos?feature=share


Slide 21 - Diapositive

Quick practise
Stepping Stones

Do exercise 38, 39, 34 Page 110, 111, 108.
Done? Wait a second for everyone to finish. 
Help: Grammar 5 (page 110)
How: alone

timer
12:00

Slide 22 - Diapositive

Recap
What did you do today?
Wat heb je geleerd vandaag?
Hoe maak je een zin vragend?

Slide 23 - Diapositive

H2E questions & negative sentences

Slide 24 - Diapositive