Formatieve check Logica en retorica

Ik kan spreken als Brugman!
010
1 / 25
suivant
Slide 1: Sondage
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ik kan spreken als Brugman!
010

Slide 1 - Sondage

Welk lesdoel vind ik nu het belangrijkst?
functie logica dialectica retorica uitleggen
verschillende drogredenen (her)kennen
verschillende valse retoriek (her)kennen
modus ponens en tollens onderscheiden

Slide 2 - Sondage

Neem je antwoorden van 1.3.1 t.m 1.3.3 erbij.

1 Wat is logisch denken?

Slide 3 - Question ouverte

2 Je kunt een betoog, bijvoorbeeld een toespraak van een politicus, op verschillende manieren beoordelen.
Met welk aspect houdt de dialectica zich bezig?

Slide 4 - Question ouverte

En de retorica?

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn bij de volgende (verkorte) redenering: standpunt, argument en verzwegen argument?

Logica is een onzinnig vak, want ik begrijp er niets van.

Slide 6 - Question ouverte

Wat zijn bij de volgende (verkorte) redenering: standpunt, argument en verzwegen argument?

Muesli is puur natuur, dus gezond.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is een sterk argument voor de bewering: 'Redeneren doen we de hele dag.'
A
Omdat we mensen zijn.
B
Omdat de mens een rationeel wezen is.
C
Omdat redeneren ons aanzet tot gedrag.
D
Omdat mensen het aangenaam vinden,

Slide 8 - Quiz

Wat is een duidelijk verschil tussen logische wetten en natuurwetten?
A
logische wetten betreffen noodzakelijkheid en natuurwetten toevalligheid
B
natuurwetten kunnen onmogelijk onwaar zijn
C
logische wetten leiden tot noodzakelijke waarheid
D
logica is door de mens bedacht en de natuurwetten bestaan ook zonder mensen

Slide 9 - Quiz

Als het druk is op het strand, dan is het mooi weer. Gisteren was het stervensdruk op het strand. Dus was het gisteren mooi weer.
geldig
ongeldig

Slide 10 - Sondage

Welke redeneervorm?

Slide 11 - Question ouverte

Als mijn broer ‘s avonds op bezoek komt, dan bakt mijn moeder chocoladetaart. Mijn moeder heeft vanmiddag geen chocoladetaart gebakken. Hoera, broer komt vanavond niet op bezoek.
geldig
ongeldig

Slide 12 - Sondage

Als mijn broer ‘s avonds op bezoek komt, dan bakt mijn moeder ‘s middags chocoladetaart. Mijn moeder heeft vanmiddag geen chocoladetaart gebakken. Hoera, broerlief komt vanavond niet op bezoek. = redeneerschema??

Slide 13 - Question ouverte

Als een hond gezond is, dan heeft hij een natte neus.
Mijn hond is gezond
Dus mijn hond heeft een natte neus.
geldig
ongeldig

Slide 14 - Sondage

Alle vrouwen die Hans heten, zijn een gevaar op de weg.
Mijn moeder is een gevaar op de weg.
Mijn moeder heet Hans.
geldig
ongeldig

Slide 15 - Sondage

Als het regent, dan zijn de dakpannen nat.
De dakpannen zijn nat.
Dus het regent.

geldig
ongeldig

Slide 16 - Sondage

Eigen voorbeeld van een redenering modus ponens.
Onderwerp = leraren

Slide 17 - Question ouverte

Geef een eigen voorbeeld van een correcte redenering modus tollens.
Onderwerp = de conrector

Slide 18 - Question ouverte

Als je misselijk bent, dan moet je een glas cola drinken. Dat doe ik ook altijd als ik misselijk ben en dan is het daarna over.
A
post hoc ergo propter hoc
B
petitio principii
C
generalisering
D
foutieve analogie

Slide 19 - Quiz

Bij 25% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder alcohol gedronken en bij 80% van de dodelijke ongevallen had de bestuurder koffie gedronken. Het is dus veiliger als de bestuurder alcohol drinkt dan koffie.
A
non sequitur
B
foutieve analogie
C
post hoc ergo propter hoc
D
generalisering

Slide 20 - Quiz

Toon je voorbeeld van ad baculum

Slide 21 - Question ouverte

Toon je voorbeeld van ad populum

Slide 22 - Question ouverte

Toon je voorbeeld van ad verecundiam

Slide 23 - Question ouverte

Toon je voorbeeld van ad baculum

Slide 24 - Question ouverte

Kijk terug naar de doelen.
Wat heeft nu nog jouw aandacht nodig?
functie logica dialectica retorica uitleggen
verschillende drogredenen (her)kennen
verschillende valse retoriek (her)kennen
modus ponens en tollens onderscheiden

Slide 25 - Sondage