hoofdstuk 3 voegwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

voegwoorden

Wat doen voegwoorden?

Welke voegwoorden ken je?

Met voegwoorden maak je twee zinnen aan elkaar vast.

voegwoorden hebben een doel in de zin.

en = de twee zinnen zijn evenveel waard

of = zet twee dingen tegenover elkaar

dus = geeft een gevolg

want = geeft een reden

Het meisje maakt een grapje. De juf moet lachen. 

Wil je thee?

Wil je iets anders?

en, dus, of, want

Het is koud.

Het regent hard.

Ik heb geen tijd.

Straks heb ik wel tijd.

en, dus, of, want

ik doe mee aan een sponsorloop, ......

1. want ik wil geld verdienen voor het goede doel.
2. omdat ik wil geld verdienen voor het goede doel.
3. of ik wil geld verdienen voor het goede doel.
4. dus ik wil geld verdienen voor het goede doel.

Doe jij ook mee,.......

1. omdat blijf je thuis?
2. maar blijf je thuis?
3. dus blijf je thuis?
4. of blijf je thuis?

Ik heb mijn trainingspak aan. Ik heb zo een wedstrijd.

1. omdat
2. want
3. of
4. maar

4. Ik geef soms geld, ........ als ik wat heb.

3. Nu collecteren we zelf ........ halen geld op.

2. Zij geeft aan goede doelen, ....... dat vindt ze belangrijk.

1.  Mijn moeder is  heel lief, ...... ook heel gul.

en

want

maar

of

dus

Ik help mijn oma af en toe .........

1. omdat het regent.
2. in de keuken.
3. want dat vind ik belangrijk.
4. maar dat vind ik niet goed.

oefenen met lezen

www.snipperlezen.nl