Nederlands H6 Samenvatting

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

- Na de les weet hoe je een zelfstandig naamwoord in het meervoud moet noteren.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Weet je het niet dan zoek je het op in een woordenboek.
woordenlijst.org

Slide 7 - Diapositive

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 8 - Quiz

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 9 - Quiz

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in deze zin: "Maar zo ... ik dat niet ...!"
A
heb, bedoelt
B
hebt, bedoeld
C
heb, bedoeld
D
hebt, bedoelt

Slide 14 - Quiz

En dan toch echt de (werkwoord-)spelling!

27. Het VOvA-bestuur wil vooraf weten wat er tijdens het teamuitje gebeur...
A
-
B
-d
C
-dt
D
-t

Slide 15 - Quiz

Spelling werkwoord
Hij .................... iedere dag 10 kilometer
A
loopdt
B
lopt
C
loopt
D
loopd

Slide 16 - Quiz

Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling?

Ik .... al die oude contacten


A
delete
B
deleted
C
deletet

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste spelling van het werkwoord.
Toen ik in de zomer …
A
kampeerdde
B
Kampeerden
C
kampeerde

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 22 - Quiz

Achter welk woord moet een komma? Sleep dat woord naar de komma. ( 2 antwoorden goed)
Komma
Dit
moet
je
nog
toevoegen
:
tomaten
prei
en
knoflook.
ui

Slide 23 - Question de remorquage

Waar moet de komma?
A
Ik rijd te hard want ik heb haast.
B
Ik rijd te hard, want ik heb haast.
C
Ik rijd te hard want ik heb haast.
D
Ik rijd te hard want, ik heb haast.

Slide 24 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 25 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 26 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 27 - Quiz

Waar
Niet waar
Aan het eind van de zin staat een komma
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden staat een komma
Tussen twee persoonsvormen staat een komma
Tussen dingen die je opnoemt, staat een komma
Voor alle voegwoorden staat een komma

Slide 28 - Question de remorquage

komma
A
Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
B
Ik hou van chocolade dropjes spekjes en koekjes.
C
Ik hou van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
D
Ik hou van chocolade , dropjes spekjes en koekjes.

Slide 29 - Quiz

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Ik ga naar binnen want ik heb het koud.
,

Slide 30 - Question de remorquage

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Nee daar ben ik het niet mee eens. 
,

Slide 31 - Question de remorquage

Achter welk woord moet een komma? Sleep dat woord naar de komma
Komma
Piet 
kun
jij
de
vaatwasser
uitpakken

Slide 32 - Question de remorquage

timer
20:00
Maak je oefentoets
klaar: 
Kijk hem na

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive