Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
H36 -Bijwoord en voorzetsel
Woord van de week
1 / 33
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
33 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Woord van de week
Slide 1 - Diapositive
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E
Vandaag...
- Stillezen
- Hoofdstuk 36: voorzetsel
Leerdoel:
- Ik leer wat de kenmerken en functie van bijwoorden en voorzetsels zijn in een zin.
- Ik kan deze woordsoorten herkennen in een zin.
Huiswerk maandag 30 januari:
- s.o. hoofdstuk 6, 35 en 36
Slide 2 - Diapositive
timer
15:00
Slide 3 - Diapositive
czn
azn
zn-e
blw
olw
huis
een
Jumbo
liefde
mobiel
potloden
Volvo
januari
Kim
de
het
gedachten
Slide 4 - Question de remorquage
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
De meeste leerlingen zijn jarig.
A
De
B
meeste
C
leerlingen
D
zijn
Slide 5 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
Een
persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw.) duidt een persoon, dier of ding aan.
VB.
Zij
verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt!
Ik
heb het op tafel gelegd.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Bezittelijk voornaamwoord
Een
bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw.) geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
VB:
jullie
tuin,
ons
feest,
jouw
beste vriend
Maar: de tuin is van jullie > in dit geval is 'jullie' een pers. vnw.
Slide 8 - Diapositive
De winkelier heeft zijn winkel gesloten.
zijn
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 9 - Quiz
De winkel is van hem.
'hem' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 10 - Quiz
Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?
'jullie' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 11 - Quiz
Jouw paspoort is niet meer geldig.
'jouw' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 12 - Quiz
Benoem het pers. vnw. en bez. vnw. in de volgende zin:
'Ga je ook naar haar feestje?'
Slide 13 - Question ouverte
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan:
deze, die, dit, dat, zo'n, dergelijke
Deze
dag gaat heel leuk worden.
Die
leerling heeft goed gescoord!
Staat meestal voor een ZN:
deze
hond
maar je kan het er ook achter denken:
luistert beter dan
die
(hond).
Slide 14 - Diapositive
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Ik zou een zwarte fiets eerder kopen dan zo'n gele.
A
een
B
eerder
C
dan
D
zo'n
Slide 15 - Quiz
Betrekkelijk voornaamwoord
Heeft betrekking op een woord dat/ zin die vooraf gaat.
die, dat, wie, wat, welk(e), hetgeen
De hanglamp
die
ik vandaag weggegooid heb.
Slide 16 - Diapositive
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
De vrachtwagen die daar rijdt is erg vies.
A
de
B
vrachtwagen
C
die
D
daar
Slide 17 - Quiz
Wat is het antecedent?
De vrachtwagen die daar rijdt is erg vies.
Slide 18 - Question ouverte
Bijwoord + voorzetsel
We lezen de theorie op blz. 146 en 148 van Kern.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Heb jij ervaring ... presenteren?
A
in
B
met
C
voor
D
van
Slide 21 - Quiz
Wie stemt ... met dit voorstel?
A
in
B
met
C
voor
D
van
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Na het feest etc.
Voor het feest
Tijdens het feest
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Wat gebeurt er met het woord uitnodigen?
In de zin 'ik nodig die jongen uit'
Dan wordt het uit elkaar gehaald: het is een scheidbaar werkwoord.
'Uit' is voorzetsel (achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel)
Slide 30 - Diapositive
Verzin nog een scheidbaar werkwoord, waar ook een voorzetsel in zit, dat achteraan komt te staan?
Slide 31 - Question ouverte
Slide 32 - Diapositive
En nu...
-Kijk opdracht 1 t/m 3 na
-Maak opdracht 6 en 8
Slide 33 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
H36 -Bijwoord en voorzetsel
Décembre 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 t/m 6 zoals op de toets wordt gevraagd
Juin 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
woordsoorten hv1
Novembre 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H36 -Bijwoord en voorzetsel
Novembre 2024
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
T2 woordsoorten opstart
Janvier 2024
- Leçon avec
46 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2
2TH Woordsoorten - vz, pers.vnw, bez. vnw
Octobre 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
2TH Woordsoorten - vz, pers.vnw, bez. vnw
Avril 2021
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
2TH Woordsoorten - vz, pers.vnw, bez. vnw
Juin 2023
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2