Hoofdstuk 6 Paragraaf 2

Energie en arbeid
Hoofdstuk 6
Paragraaf 2
HAVO VWO 3
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Energie en arbeid
Hoofdstuk 6
Paragraaf 2
HAVO VWO 3

Slide 1 - Diapositive

Het rendement van deze keukenboiler is 90%.
Bereken hoeveel energie er per seconde nuttig wordt
besteed. De boiler heeft een vermogen van 3300W.

TIP: W betekent ook wel J/s

Slide 2 - Question ouverte

Mama heeft voor moederdag een oven van 2000W gehad. Na het bakken van de cake heeft mama ontdekt dat het bakken van de cake 5400000J energie kost. Bereken hoelang de cake in de oven heeft gestaan

Slide 3 - Question ouverte

Leerdoelen
  1. Je kan uitleggen wat arbeid is
  2. Je kan de formule W = F x s toepassen en herschrijven
  3. Je kan de formule E = mgh toepassen en herschrijven
  4. Je kan de formule Ek = ½mv² toepassen en herschrijven

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden van Energie en
Arbeid in de praktijk                    

Slide 5 - Diapositive

Arbeid
  • Het aantal Joule aan energie dat nodig is om een object te verplaatsen
  • Zonder verplaatsing: Geen arbeid

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Bereken de hoeveelheid arbeid die deze man verricht heeft.

Slide 8 - Question ouverte

Zwaarte-energie/ hoogte-energie
  1. Als iets zich op hoogte bevind, heeft het zwaarte-energie
  2. Wanneer het object valt, wordt de zwaarte-energie omgezet in bewegingsenergie
  3. Wanneer het object de grond raakt, is de zwaarte-energie 0 J

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

In een lift (200 kg) staan 2 personen die samen een massa hebben van 120 kg. Bereken de zwaarte-energie van de lift op de tweede verdieping. Deze verdieping bevindt zich 10 meter boven de grond.

Slide 11 - Question ouverte

Bewegingsenergie/ kinetische-energie
  1. Wanneer een object beweegt, heeft het bewegingsenergie.
  2. Als een object stil ligt, heeft het ook geen bewegingsenergie.
  3. Bewegingsenergie noemen we ook wel: Kinetische energie

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Tijdens een wedstrijd tennis geeft Kiki Bertens de tennisbal een snelheid van 250 km/h. Een tennisbal weegt 60 gram. Bereken de bewegingsenergie van de bal.

Slide 14 - Question ouverte

Het herschrijven van de formule
Henk heeft een massa van 50 kg en 25000 J kinetische energie. Wat is zijn snelheid?

Slide 15 - Diapositive

Henk heeft een massa van 50 kg en 25000 J kinetische energie. Wat is zijn snelheid?

Slide 16 - Question ouverte

Ez = Ek

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk paragraaf 6.2

Slide 18 - Diapositive