3.b verwijswoorden

3.b verwijswoorden
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

3.b verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Nakijken + controleren huiswerk
10 min
-Herhalen tweede taal
10 min
-Verwijswoorden
10 min
-Oefenen
45 min

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?


  • Je weet wat verwijswoorden zijn.
  • Je kan verwijswoorden en de woorden of zinsdelen waarnaar ze verwijzen, herkennen in een tekst. 
  • Je kan bijzonderheden met verwijswoorden ontdekken en uitleggen.
  • Je kan zelf voorbeelden bedenken van zinnen met bepaalde typen verwijswoorden en een tekst met verwijswoorden schrijven. 

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van 3a.
Kijk je gemaakte opdrachten na. 


Slide 4 - Diapositive

Wat is meertaligheid?

Slide 5 - Carte mentale

Wat is je moedertaal?

Slide 6 - Carte mentale

Verwijswoorden
Verwijzen terug naar andere woorden of zinsdelen. 






Controleer altijd of het duidelijk is waar je naar verwijst. 
Juliette keek naar haar dochter en opeens begon ze keihard te lachen. 
Wie lacht er?
Hoe kan je deze zin anders formuleren?


Voornaamwoorden
Bijwoorden
Synoniemen
Persoonlijke (hij/zij/jullie/het)
Aanwijzende (die/dat/zo'n)
Bezittelijke (mijn/zijn/hun)
Vragende (welke/wat)
daar/daarvan/erover/hier/hoe/toen/waar/wanneer/zo.
Verschillende woorden met dezelfde betekenis. 

Slide 7 - Diapositive

Toepassing
Lees de tekst. 
Leest deze tekst fijn? Waarom wel/niet?
Hoe kan je de tekst aanpassen?







Slide 8 - Diapositive

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 3 paragraaf b, verwijswoorden, opdracht 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13.   
Hoe?
Oefenboek blz 46-49.
Handboek blz 54-55.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11.10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende week, zie Magister/Studiewijzer. 

Slide 9 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat verwijswoorden zijn.


Je kan verwijswoorden en de woorden of zinsdelen waarnaar ze verwijzen, herkennen in een tekst. 
Je kan bijzonderheden met verwijswoorden ontdekken en uitleggen.

Je kan zelf voorbeelden bedenken van zinnen met bepaalde typen verwijswoorden en een tekst met verwijswoorden schrijven. .

Slide 10 - Question de remorquage