EHBO oefentoets

Oefen toets EHBO 
Welke bronnen moet je leren? 
5.4 Handelen bij lichte brandwonden en andere kleine ongevallen.
7.1 belangrijke punten EHBO
7.1 Toepassen van de basisregels van EHBO
7.2 Wonden
7.3 Verbandddoos
7.4 EHBO flauwvallen en bewusteloosheid
7.5 EHBO Verslikken
7.6 EHBO reanimeren en een AED
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefen toets EHBO 
Welke bronnen moet je leren? 
5.4 Handelen bij lichte brandwonden en andere kleine ongevallen.
7.1 belangrijke punten EHBO
7.1 Toepassen van de basisregels van EHBO
7.2 Wonden
7.3 Verbandddoos
7.4 EHBO flauwvallen en bewusteloosheid
7.5 EHBO Verslikken
7.6 EHBO reanimeren en een AED

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2 filmpjes voor je toets kijken 
Filmpje 1:
https://www.youtube.com/watch?v=pULytfpp5Dc
filmpje 2:
https://www.youtube.com/watch?v=fXQTeS8f9wY

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd om in te loggen!
Dit doe je op je laptop. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let op gevaar
Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
Zorg voor professionele hulp (112)

Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt
Stap 5
Stap 2 
Stap 4
Stap 1 
Stap 3

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke graad brandwond is dit?
A
1e graads
B
2e graads
C
3e graads
D
4e graads

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel minuten moet je gelijk koelen bij een brandwond?
A
5
B
15
C
10
D
1

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een brandwond koel je met .....
A
Koud water
B
IJswater
C
Lauw water
D
Heet water

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een:
A
Eerstegraads brandwond
B
Tweedegraads brandwond
C
Derdegraads brandwond

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een:
A
Eerstegraads brandwond
B
Tweedegraads brandwond
C
Derdegraads brandwond

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit voor wond?
A
Snijwond
B
Brandwond
C
Schaafwond
D
Schuifwond

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor wond zie je hier?
A
Brandwond
B
Schaafwond
C
Doorligwond
D
Snijwond

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor soort wond zie je op de afbeelding?
A
Uitwendige wond
B
Uitwendig open wond
C
Inwendige wond

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen een open en een gesloten botbreuk?
A
Bij een open botbreuk is er altijd een wond(je)
B
Bij een open botbreuk steekt het bot door de huid naar buiten
C
Een open botbreuk komt alleen voor bij de ledematen
D
Een gesloten botbreuk dient altijd in het ziekenhuis behandeld te worden

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ontwrichting is een voorbeeld van een ……..
A
Uitwendige wond
B
uitwendige open wond
C
Inwendige wond

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Open wonden
Gesloten wonden
Huid of slijmvlies beschadigd
Schaafwonden
Snijwonden
Scheurwonden
Huid of slijmvlies is heel
kneuzingen
Chirurgische wond
Inwendige scheur van een orgaan

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk verband gebruik je bij een wond die erg bloed
A
snelverband
B
hechtstrips
C
kompres
D
Mitella

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voordat je dit aanlegt moet je de wond schoonmaken met water of iets anders.
A
dekverband
B
snelverband
C
wonddrukverband
D
Pleister

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mark is met de fiets gevallen op de grond. Hij heeft een schaafwond. Wat moet je eerst doen?
A
een pleister op de wond plakken
B
De wond onder lauw stromend water houden
C
Jodium/dettol/... erop doen
D
Een verband er omheen

Slide 18 - Quiz

Altijd eerst de wond schoon spoelen. Daarna maak je de omgeving van de wond voorzichtig droog en als het nodig is, dan kan er een verbande op met een gaas eronder zodat het niet vast plakt. Het is beter om de wond aan de lucht te laten drogen. Let erop dat je werkt met handschoenen i.v.m. infecties.
Waarom spoel je een wond?
A
zodat het bloed weg is
B
zodat het vuil er uit spoelt
C
om de ontsteking weg te spoelen
D
anders plakt de pleister niet

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit verband leg je aan over een ander verband en zorgt voor druk op de wond.
A
dekverband
B
snelverband
C
wonddrukverband
D
pleister

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet dit verbandmateriaal?
A
dekverband
B
steunverband
C
snelverband
D
rekverband

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk verband leg je aan bij een verstuiking?
A
drukverband
B
dekverband
C
rekverband
D
snelverband

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit verband gebruik je om snel een ernstig bloedende wond te verbinden.
A
dekverband
B
snelverband
C
wonddrukverband
D
pleister

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste spelling?
A
vlauwfallen
B
flauwvallen
C
vlauwvallen
D
flauwfallen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een AED?
A
Flauwvallen
B
Hartstilstand
C
Verslikken
D
Verstikking

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij flauwvallen in er sprake van kort durend bewustzijnsverlies
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je ziet iemand flauwvallen. Wat doe je?
A
Je rent weg
B
Je legt die persoon op zijn/haar zij
C
Je checkt de ademhaling, bij ademhaling leg je de persoon op de zij
D
Je checkt de ademhaling, bij ademhaling: reanimeren

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent BHV
A
Bedrijfshulpverlener
B
Bewuste Hulp Verlenen
C
Bedrijfs Helpende en Verzorging
D
Bewusteloosheid Hulp Verpleegkundige

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de vitale functies?
A
Horen, zien, ruiken, voelen, proeven
B
Ademhaling, bloedsomloop en bewustzijn
C
Ademhaling, bewusteloosheid, bloedsomloop
D
Bloeddruk, ademhaling, bewustzijn

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

JUIST
ONJUIST
bij bewusteloosheid reageert het slachtoffer niet op aanspreken of aanraken
Bij een bewusteloos slachtoffer zonder ademhaling gaat de borst niet op en neer, je hoort geen ademhaling en je ziet een blauwe kleur.

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de juiste volgorde onder elkaar
Als het slachtoffer binnen 2 minuten dan niet opknapt bel je 1-1-2.


Voorkom bewusteloosheid: laat slachtoffer op grond liggen.
Stel vast dat het een flauwte is

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

brandmelder
nooduitgang
verzamel
punt
brand
blusser

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechter-
boezem
Rechter-kamer
Linker-
boezem
Linker-kamer

Slide 33 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop? (kort)
A
hart-organen-longen-hart
B
hart-organen-hart
C
organen-hart-longen-hart
D
hart-longen-hart-organen-hart

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar komt het bloed als eerste aan in het hart?
A
De rechterkamer
B
De linkerboezem
C
De linkerkamer
D
De rechterboezem

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions