PJDB - H1 Oefentoets Arm en Rijk

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

1. De eerste mensen in ons land leefden hier zo’n _________________ jaar geleden.
A
2000
B
5000
C
10.000
D
20.000

Slide 2 - Quiz

2. Hoe werden de eerste mensen genoemd?

Slide 3 - Question ouverte

3. Wat zijn de drie belangrijke middelen van bestaan tijdens de prehistorie?
A
jagen, verzamelen, veeteelt
B
jagen, veeteelt, vissen
C
jagen, verzamelen, vissen
D
veeteelt, verzamelen, vissen

Slide 4 - Quiz

Bron 1
Ayla loopt door een droog en leeg gebied. Het is warm en opnieuw schijnt de zon. Soms valt er een beetje regen. Hierdoor groeit er gras en wat kleine struikjes. In de buurt zijn grotten waar ze kan schuilen. Het is drie dagen lopen om bij een meer te komen. Het water kan ze drinken en met geluk kan ze een vis vangen.

Slide 5 - Diapositive

4. Lees bron 1.
Zou jij als jager-verzamelaar in dit gebied gaan wonen? Geef een argument waarom je wel of niet in dit gebied zou gaan wonen.

Als jager-verzamelaar zou ik wel / niet in dit gebied gaan wonen, omdat

Slide 6 - Question ouverte

5. Voedsel telen op een vast stuk land hoort bij …
A
diensten
B
industrie
C
landbouw
D
veeteelt

Slide 7 - Quiz

6. Hoe wordt een grote verandering in de geschiedenis van de mensen genoemd?

Slide 8 - Question ouverte

7. In Nederland hebben lang geleden mensen geleefd die graven bouwden van grote stenen. Hoe noemen we deze mensen?
A
boeren
B
hunebedbouwers
C
jagera
D
natuur-gelovigen

Slide 9 - Quiz

8. Zodra mensen een vaste woonplaats hebben, ontstaat er verschil tussen arm en rijk. Welke twee kenmerken horen bij arme mensen?
A
grote oogst
B
kleine boerderij
C
veel grond
D
weinig werktuigen

Slide 10 - Quiz

9. De eerste mensen haalden al hun voedsel uit de natuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

10. Aan welke basisbehoeften besteden de jagers-verzamelaar iedere dag veel tijd

A
gezondheidszorg
B
kleding
C
voedsel
D
onderdak

Slide 12 - Quiz

11. Met akkerbouw verbouw je....
A
Planten
B
Dieren
C
Geiten
D
Varkens

Slide 13 - Quiz

4. Jagen en verzamelen
2.Veel verplaatsen naar een andere plek
3. Akkerbouw en veeteelt
1. Op één plek

Slide 14 - Question de remorquage

13. In welk land ontstond de landbouwrevolutie?
A
Iran
B
Irak
C
Nederland
D
Pakistan

Slide 15 - Quiz

14. Landbouwrevolutie
A
De verandering van jager-verzamelen naar landbouw
B
Mensen wonen in dorpen en leven van landbouw
C
Planten verbouwen en dieren fokken
D
spullen, producten

Slide 16 - Quiz

15. Waar in Nederland zijn veel hunebedden?

Sleep de hunebedden op de goede plek in de kaart. 


Slide 17 - Question de remorquage

16. Wat zijn de vijf basisbehoeften van een mens?

Slide 18 - Question ouverte

17. Als er veel welvaart is in een land, is ook de rijkdom groot.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

18. Welk antwoord hoort bij slechte levensomstandigheden?
A
dagelijks in de file staan
B
één auto per gezin
C
kinderen gaan niet naar school
D
ziekenhuis in een andere stad

Slide 20 - Quiz

19. Welvaart gaat om de levensomstandigheden van een land.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

20. Klik de juiste combinaties aan
Hieronder staan zaken die iedereen nodig heeft. Wat hoort bij wat?
1. eten en drinken
2. een huis
3. onderwijs
4. gezondheidszorg
a. dokters en ziekenhuizen
b. onderdak
c. scholen
d. voedsel

Slide 22 - Question de remorquage

21. In arme landen zijn de basisbehoeften vaak _______________ geregeld dan in rijke landen.

Slide 23 - Question ouverte

22. In arme landen werken mensen vaak in de.......economie.
A
Armoede
B
Lage
C
Verzamel
D
Scharrel

Slide 24 - Quiz

Bekijk de afbeelding en kies het juiste antwoord.

Slide 25 - Diapositive

23. De afbeelding gaat over ... .
A
onderwijs
B
gezondheidszorg
C
werk
D
kleding

Slide 26 - Quiz

24. In India kan 71 procent van de bevolking lezen en schrijven.

Deze uitspraak hoort bij welvaart of welzijn. Leg uit waarom.

Slide 27 - Question ouverte

Bron 2

Slide 28 - Diapositive

25. Bekijk bron 2. In Afrika zijn de ... landen met slechte levensomstandigheden.
A
meeste
B
minste

Slide 29 - Quiz

26. Welk begrip hoort bij de omschrijving? 
1. landen die in ontwikkeling zijn en waar de welvaart langzaam groeit
2. ontwikkelde rijke landen waar de meeste mensen in de diensten werken
3. ontwikkelingslanden die nog arm zijn en waar veel mensen in de landbouw werken
4. ontwikkelingslanden die op weg zijn om rijk te worden en waar steeds meer mensen in de industrie en de diensten werken
a. Volgers
b. ontwikkelingslanden
c. koplopers
d. achterblijvers

Slide 30 - Question de remorquage

Nederland
Somalië
China
India
Australië
Ivoorkust

Slide 31 - Question de remorquage

Landbouw
Industrie
Diensten
Kapper
Boer
Schoenenfabriek
Brandweerman
Advocaat
Kippenboer
Kassen
Docent

Slide 32 - Question de remorquage

29. In landen waar de welvaart laag is, gaan meer jongens naar school dan
meisjes. De kans dat de jongens in de toekomst een goede baan vinden is groter dan voor de meisjes.

Neemt hierdoor de sociale ongelijkheid toe of af? Leg uit waarom.

Slide 33 - Question ouverte

Bekijk de afbeelding en kies het juiste antwoord.

Slide 34 - Diapositive

30. Bekijk de afbeelding. Welke uitspraak over de afbeelding is waar?
A
De mensen op de afbeelding zijn geen nomaden, maar leven op dezelfde manier als de eerste mensen.
B
De mensen op de afbeelding zijn geen nomaden, en leven niet op dezelfde manier als de eerste mensen.
C
De mensen op de afbeelding zijn nomaden, maar leven niet op dezelfde manier als de eerste mensen.
D
De mensen op de afbeelding zijn nomaden en leven op dezelfde manier als de eerste mensen.

Slide 35 - Quiz

31. De landbouw levert producten die in fabrieken worden gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Landbouw
Diensten
Industrie
Fabrieksarbeider
boomkweker
Kippenhouder
Kok
Soldaat
Kapper

Slide 37 - Question de remorquage

Afbeelding 1

Slide 38 - Diapositive

33. In sommige beroepen komen beroepssectoren samen. Met welke sectoren heeft deze man (afbeelding 1) te maken?
A
Diensten en landbouw
B
Diensten, landbouw, industrie
C
Landbouw en industrie

Slide 39 - Quiz

34. Industrie vind je vooral aan de rand van een stad.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

35. In welke beroepssector zou jij graag willen werken? Leg uit welk beroep en welk beroepssector daar bij hoort.

Slide 41 - Question ouverte

Klik rechtsonder op het kruisje, 
en daarna op lever in. 

Slide 42 - Diapositive